We zijn onderweg 🛣️🛣️❤️
We zijn onderweg 🛣️🛣️❤️
Heel het leven.
We zijn onderweg 🛣️🛣️❤️
En route en voorspoedig, maar nog geen tijd om te schrijven. Een impressie tot nu toe
Fijne route, geen files, rustige wegen. De nieuwe witte heeft het uitstekend gedaan.
Heerlijk hotel, mooi uitzicht over Regensburg. Vandaag de volgende rit
Morgen weer een schrijven😊
Ik ben even ondergedoken. Mijn hoofd is een eigen leven gaan leiden en klopt dat het een lieve lust is, evenals de spijsvertering. Details hou ik achter, haha. Veel slapen bij schommelende temperaturen en spieren die opeens allemaal willekeurig zijn geworden.
Ik ben in goede handen
Test en uitslag volgt nog. Voorlopig beschouw ik mezelf als Miep Griep❤️
Dat is lastig. Je mening herzien, of zelfs eigenlijk een vooringenomenheid en dat alleen op basis van een productiehoeveelheid en de populariteit. Gisteren keek ik de tweede uitzending van sterren op het doek terug, waarbij Eus Carry Slee had uitgenodigd. Wie tijdens het gesprek vorm kreeg was een hele andere vrouw dan ik in mijn hoofd had op basis van de vooroordelen. Ze bleek bescheiden, zacht en met humor door het leven te stappen aan de zijde van haar partner, al vijftig jaar lang. Haar boeken namen gretig af onder de kinderen op school. Iedereen had wel een of meerdere boeken van haar gelezen en niet in de laatste plaats omdat de onderwerpen waarover ze schreef zo herkenbaar waren. Niet moeilijk om je daarmee te identificeren.
Het verhaal over haar jeugd onderschreef haar bewonderenswaardige evenwichtigheid nog meer , omdat die uitgeblonken had in ouders die op alle fronten veeleisend waren geweest naar hun kinderen toe. De vader die wilde dat ze een jongetje was en haar ook zo behandelde en de manisch-depressieve moeder die vooral opging in haar eigen sores en geen ruimte had voor de kinderen die er waren.
Eus zette, zoals altijd met een interview, meteen de pas erin naar de diepte. Zijn grote kracht is het luisteren naar het antwoord, waarbij je hem ziet denken over wat het met hem doet om daarna rake vragen te stellen en hij aarzelde niet om daarbij zijn relatie met zijn vader aan te halen evenals een van de kunstenaars deed, die af en toe ook meer luisterde dan schetste en voor wie het verhaal zo herkenbaar was. Een van de andere leuke aspecten van deze uitzending was het feit dat er drie verschillende technieken aan bod kwamen, kleurrijke olieverf, zeefdruk en een portret met naaldvilten.
Vooral de laatste intrigeerde. Ik kende het niet. De techniek is al heel oud, maar door er portretten mee te maken krijgt het een totaal nieuwe dimensie. Tijdens de sessie zelf schoot het niet hard op, wat logisch was, maar het werd wel het door Carry verkozen doek omdat het de mate van zachtheid, de humor en haar jeugdigheid vertegenwoordigde. De gelijkenis was verbazingwekkend. Het doek deed haar vooral denken aan de blik van haar vader in een schalkse bui. De zeefdruk droeg de serieuze strengheid van haar moeder met zich mee en het olieverfschilderij schampte voor haar langs de herkenbaarheid. ‘Net niet’ was het oordeel dat ze daarbij velde, mild en aimabel zoals ze op mij over kwam.
Opvallend was het feit dat ze ondanks dat het vroeger zo moeilijk was geweest ze wel in staat was gebleken om beide ouders een plek te geven en ik vermoed dat haar jeugd een bron van inspiratie was geweest voor alle problemen die ze behandelde in haar boeken. In ieder geval was het programma een bron van inspiratie en herkenning in de zin, dat ook deze kunstenaars onzeker bleken van hun kunnen.

Pluis kijkt de keuken in vanuit haar plaatsje voor het raam. Onze enige echte zit natuurlijk thuis bij zoonlief, maar van mijn lieve vriendin kreeg ik met mijn verjaardag een schattig Delfts Blauw tegeltje met een kleine poes erop, die vragend omhoog kijkt. ‘Dan is Pluis er ook een beetje bij daar in Verweggistan’, waren haar woorden die het presentje vergezelden. Nu staat ze hier mooi te zijn in een omlijsting van de oude stammen van de druiven tegen het vervallen prieel op, met nog wat verschrompelde druiventrossen en de herfstige, sterk uitgedunde bladerpracht en brengt niet alleen die lieverd in gedachten, maar ook vriendinlief zelf is er daardoor bij. Twee vliegen in een klap.
Het doel was aan de overkant de kern van het dorp Vreeswijk te zien liggen, kerktoren en oude sluizen incluis. We fietsten naar het veer en maakten de oversteek naar de Pontswaard, waar het pannenkoekenrestaurant de Ponthoeve aan ligt. We zochten het weggetje waar het bankje stond dat ik beschreven had in het verhaal van het rampjaar, een jaar waarin het door de Fransen bezette Vreeswijk geheel verwoest werd door de Staatse Troepen.
Een weggetje achter het klaphek leidde ons langs de koeien die onder de bomen wat verkoeling zochten naar het bankje, dat er nog altijd stond. Maar…Er groeiden wilgen en kreupelhout voor die het uitzicht benamen. Als je op het bankje zat, was er nu alleen een muur van groen en uitgebloeide kattenstaarten. Gelukkig was er verderop een open plek. Daar lag het lieflijke stadje in volle glorie. Er heerste volmaakte stilte, die alleen verstoord werd als er een waterscooter langs scheurde die met het toenemen van de snelheid ook de decibellen opvoerde.We namen foto’s bij de open plek, bijna hetzelfde stuk grond waar eeuwen geleden kunstenaars hadden gestaan om die overkant in tekening of lijnets te vereeuwigen..

We fietsten door Vianen heen over de dijk langs de Lek naar Lexmond waar we wat wilden drinken, maar bij het restaurant waar ik een terras wist, was een besloten feest, pech. Terug maar weer langs velden en akkers naar Vianen. Alles kleurde door oogst en droogte goudgeel, zoals in Verweggistan. Het enige verschil was dat er hier veelvuldig met boerderijen was gestrooid. Daar zag je in de verste verten niets van dat al. Alleen die uitgestrekte goudgele puszta’s.
Bij Vosje namen we een heerlijke koele versnapering en eindelijk zo’n oerhollandse bittergarnituur om aangenaam te verpozen. Op de banken aan de voorkant van het gebouw zat een echtpaar vooral hun smartphones te bekijken en ik bedacht me, dat stiltes zelden vielen als we ergens aan het uitrusten waren en wat een zegen dat was. Terug naar huis en langs die ene nog steeds betaalbare super en de avond in zoete eenvoud voor de buis.
Voetbal, nieuws en de neven van Eus. Op een hele subtiele wijze liet de laatste zien hoe in wezen iedereen hetzelfde reageert als er vluchtelingen zijn. De Syriërs in Turkije zijn er met vele neergestreken. Eus bezocht beide groepen. De Turkse kapper liet hij inzien dat hij in de ogen van de Nederlander over het algemeen hun ‘Syriër’ was. Van de Syriërs hoorde je voornamelijk, dat ze met liefde weer terug wilden zodra Assad vertrokken was en mee wilden helpen aan de wederopbouw van hun eigen land. Moeilijk voor de wat oudere Turkse bewoners in de stad was het feit, dat er in de wijde omtrek geen zee en sinaasappelbomen meer te zien waren. Het was een doolhof aan torenflats, geworden, dicht op elkaar gebouwd, nu er zoveel mensen waren bijgekomen. Een ander uitzicht was er niet.
De uitgeverijen nog maar eens aangeschreven en direct resultaat geboekt, door de mededeling dat de deadline in zicht was. Superfijn. Het derde boek is ook onderweg.
Een mail van het tuinbestuur komt binnen, dat waarschuwt voor rattenoverlast en verzoekt om alle voedsel in goed afgesloten potten te bewaren en niets op de composthoop te gooien en het vogelvoer bij het huiswaarts gaan op te bergen of mee te nemen. Ook gestapeld hout schijnt ideaal te zijn om nesten te bouwen. We zullen straks een inspectie houden naar knaagsporen en rattenkeutels achter het atelier. Het voelt alsof het gewone leven, met de bijbehorende drukte in gang is gezet. Kalmpjes afwerken en het hoofd niet gek laten maken, is mijn voornemen, met het andere motto in gedachten ‘Alles op z’n tijd’.
Het eerste boek is binnen. Er zullen er als het goed is nog vier volgen en anders moet ik in de bieb gaan zoeken. Er is maar beperkte tijd om te lezen en te recenseren. Drie weken betekent een snelle deadline in zicht. Het betekent alles op een laag pitje en lezen maar. Deze keer is de doelgroep ‘Young Adults’. Er gaan werelden open bij het lezen. Zo heerlijk rekbaar is de geest bij het opnemen van de taal, de ideeën, de problemen waar zij mee kunnen worstelen. Een ontdekkingstocht pur sang.
Zodra het licht wordt, gooi ik in de vroege ochtend het tuimelraam open. Nu klinkt het zachte koeren van de duiven en stroomt er een vleug morgenfris de zolder op, neemt de wuivende bomen in haar kielzog mee. Een glimp van groen, meer is het niet. Het eerste verkeer scheurt door ochtendstilte.
Gisteren was het een pas-op-de-plaats-dag. Een etentje in het verschiet met de dochters hield de tijd in haar greep. Het was drukkend en vochtig warm. Zodra je in beweging kwam, gutste het ongemak. Toch zijn er klussen te klaren. Een ratatouille van oude groenten schoonde de koelkast op tot acceptabel niveau. Alles mocht erin. De couscous haalden we in de vroege middag op bij een hele drukke super. In de garage onder het pand was het veel te benauwd na de koude airco in de winkel. Er hing een onbestendige geur van uitlaatgassen, broei en mensenwarmte. Alle ramen gingen wijd open, zodra we buiten waren.
Vandaag is er een groot feest bij lieve vriend en vriendin. Tout le monde zal er zijn. Nou ja, de wereld die ik van haver tot gort ken. Hun residentie ligt buiten de stad en er is een grote tuin. Ik hoop vurig op veel zon. Ze hebben zich al maanden voorbereid. Onze hele leesclub is er en verder veel oud-collega’s en lieve vriendinnen met of zonder eega.
De tekenopdracht in het boek is ‘Teken de rimpels in de holte van de hand, terwijl je het hoofd hebt afgewend’. Het levert een wonderlijk samenspel van lijnen op. Als ik er klaar mee ben, zie ik dat ik de tijdslimiet van vijf minuten niet heb aangehouden. Morgen in de herkansing. Lezen is een vak op zich.
De gierzwaluwen vliegen over. Het is vandaag ook ‘memento mori’ voor mijn lieve vriendinnetje, die er, 11 jaar geleden, tussenuit piepte. Ze vliegt ieder jaar met de gierzwaluwen mee als troost voor het grote verlies dat ze achterliet, een lege plek. Ik vertel aan de nijvere beestjes mijn gemis en vraag of ze dat met zich mee willen nemen naar daar waar het leven oneindig is. Ze is er altijd.

Het etentje met de dochters was vlakbij. Een oud huis aan het kanaal dat gerenoveerd en als herboren is. We gaan ‘Op Roose’. Zo in de avondzon met uitzicht op de grote internationale schepen die onafgebroken langsvaren, schaduwen op de muur, geroezemoes en de bedrijvigheid is het goed toeven met mijn twee mooie meiden. Ze hadden een cadeautje bij zich voor mij. Een prachtig samengesteld boek met de foto’s van ons verblijf op Terschelling, met als verrassing, mijn blogs van die week ertussen afgedrukt. Zo ontzettend mooi om te zien. Die aandacht en de zorg waarmee het is gemaakt. Ontroerend en oneindig lief.
Tussendoor kwamen ook de wat serieuzere onderwerpen en we beloofden elkaar eens te gaan kijken bij een natuurbegraafplaats waar je al een plekje zou mogen reserveren. Geen steen, geen kenmerk, maar wel een klein plaatje. In Utrecht komt er ook een. Daar hoop ik op. Dicht bij mijn meest geliefde plekken, maar bovenal dichtbij voor de meest geliefde schatten. Zodat ze kunnen mijmeren net als ik, met blogs en foto’s om op terug te kijken. ‘Home is where mum is’ staat er op het geschreven kaartje bij het cadeau. Recht uit het hart.
Een klein berichtje op FB waar ik helemaal warm en gelukkig van werd vanmorgen. Wat is het toch fijn dat je, als je je openstelt voor het kleinste detail, het leven meer inhoud krijgt, omdat deze parels er uit te vissen zijn. Een moeder kwam met haar zoontje en zijn fiets bij een eigenaresse van een auto en geeft aan dat haar zoon per ongeluk tegen het vehikel is opgebotst. Er zit een grote kras op. De vrouw die het verhaal heeft aangehoord, werd niet boos, maar legde het beteuterde jongetje uit dat er mensen zijn met hele nieuwe auto’s voor wie zo’n kras vreselijk zou zijn. Maar haar auto was al zo oud en een gebruiksvoorwerp. Ze had er zelf al eens een deuk ingereden. Ze liep er naar toe en liet het de jongen zien. Een krasje meer of minder daar zou ze absoluut niet wakker van liggen. Ze zwaaide moeder en zoon hartelijk uit. Er kwam geen schadeformulier aan te pas.
De volgende dag kreeg de vrouw een chocoladetaart en een hartelijke kaart in de bus met dank voor de rustige en geduldige wijze waarop ze deze autistische jongen had benaderd. het was precies wat hij nodig had op dat moment, geschrokken als hij was. Wat fijn dat er mensen zijn die niet naar de materie maar met aanzien des persoons weten te handelen. Dat ene voorval had het leven van het jongetje totaal op z’n kop kunnen zetten als het van een andere kant benaderd was. Warm van binnen met zo’n boodschap op afstand. Denk met je hart, filter ik eruit.
Gisteren bij de fysio lagen er bokshandschoenen op de grond, waar ik zo enthousiast op reageerde dat de stagiaire er onmiddellijk op in sprong. Natuurlijk gingen we ermee aan de slag. Slinks had hij er een oefening voor de bovenbenen bij verzonnen, vanuit zithouding op staan, vier slagen tegen het bokskussen en weer zitten. Supertrots was ik op de foto’s die hij er van maakte. ‘Haha, die hadden we nog niet, een boksende moeder’ appten de kinderen. En zo is dat. Gewoon stoer natuurlijk, daarom moest ik dat plaatje met eeuwigheidswaarde wel delen.

De zakken zand voor de vijver, twee stuks, waren bij lange na niet genoeg om de ruimten ertussen op te vullen. We besloten ter plekke vandaag weer te gaan en vier zakken mee te nemen, wat over was kon gebruikt worden voor een eventuele herbestrating van het terras. Het gras was fluks gemaaid en de tuin lag er prachtig bij. De buuf kwam ook nog even buurten. Fijn om zo bij elkaar te zitten en wat wederwaardigheden uit te wisselen.
Voor dat we weggingen had ik de opdracht uit het tekenboek voor vandaag gemaakt. ‘Teken de hofnar streep voor streep op z’n kop na, dek eventueel een stuk van de tekening af en probeer vooral in lijnen te denken en niet in onderwerpen, zoals voet of hand. Bij taal activeer je het linkerbrein.’ Het is een boeiende ontdekkingstocht en het zijn fijne oefeningen. Het ging langzaam maar gestaag. Hoofdstuk twee ligt er voor vandaag. Pieter Waterdrinker en het tekenboek gaan mee naar de tuin. Als de vijver eenmaal stabiel ligt kunnen we op het heetst van de dag rustig genieten in de schaduw bij een zwoel windje.
Op de terugweg zat ma Meerkoet met haar twee kleintjes in alle rust op het nest tussen het riet. Pa snaaide hier en daar wat lekkere hapjes. Reiger stond stoïcijns, en voor de duvel en zijn ouwe moer niet bang, op een hooibergje langs de kant van de sloot, terwijl de late avondzon in het water dreef.
Er staat een recensie in de Groene over het boek Ik=Cartograaf van Jeroen Theunissen, waarin het begrip Oikofobie voorkomt. Letterlijk: ‘Huis-Angst’ ofwel de vrees voor de huiselijke omgeving en in ruimere zin een onbehagen voor het blijven in een veilige omgeving. Al heel jong verlangde de schrijver naar ‘een leven zonder thuis, een leven aan de horizon, ver weg van de vlakke regio waarvoor ik-het spijt me dat ik het moet zeggen-nooit enige liefde heb gevoeld’.
Wij praten over dit fenomeen, lief en ik. Mijn vraag of je dat thuis niet met je meedraagt, wordt beantwoord met het gegeven dat je je in de geest, in jezelf, thuis kan voelen en daardoor je overal in jezelf thuis kan voelen los van de omgeving. Met die omgeving heb je wel een wisselwerking, die dat kan versterken. Als er sprake is van herkenning, iets wat me meerdere malen is overkomen op plekken waar ik ooit ben geweest.
We filosoferen door en komen uit bij het losmaken van de geest van de omgeving, zo sterk, dat dat er zelfs niet meer toe doet. Een existentiele ervaring, die boven jezelf en de omgeving uitstijgt. Ook de onredelijkheid van het vooraf bestempelen, waardoor de fobie al een lijden zou impliceren, terwijl dat in het geheel niet zo hoeft te zijn.
Theunissen is een ‘zwerfsteen’, die de nodige context in het verleden heeft liggen en daar naar blijft zoeken, zelfs als hij in Gent in zijn nieuwe huis woont. Op drukke binnenhuisdagen opent hij dan zijn dakraam en probeert de sterren te zien. Het komt overeen, vind ik, met wat men in het Duits ‘Sehnsucht’ noemt, een diep verlangen.
Ik moest direct denken aan ons zolderraam, waaronder we slapen en de Grote Beer die er ‘s nachts bij een wolkenloze hemel schittert. Ik kan me in het troostende steelpannetje minutenlang verliezen, in de wetenschap dat dat vredige beeld niet snel zal veranderen. Thuiskomen is ook een welbevinden. In mijn geval heeft het sterk te maken met een verbondenheid, het terugvinden van de ontbrekende schakel, waarvan ik dacht dat het voorgoed achter me lag. Thuiskomen is liefde.
De natuur waar Theunissen naar verlangt, vinden we terug in het brede spectrum van de Hollandse omgeving, waaraan, vindt de schrijver, zoveel zorg wordt besteed. Daaraan ten grondslag ligt ‘het zelfrespect, dat wij Vlamingen niet echt hebben’. Het bracht me bij de tuin, waar we gisteren zo hard hadden gewerkt op onze manier en bij stukjes en beetjes de stugge veengrond met de vasthoudende graspollen erop te lijf waren gegaan met spa en schep.

Bij het tuincentrum, de oude aan de Koningsweg met haar flamingo’s en papegaaien, die al sinds de jaren zeventig zijn te aanschouwen en derhalve, door de hoge ouderdom, niet meer te verhuizen zijn, vinden we een grote hoeveelheid betaalbare biologische kruiden. De Dille, de Koriander, de Roosmarijn en het Komkommerkruid gaan mee. Van het balkon had ik een grote pol Bieslook van de buurman en een stammetje met Peterselie van de broer van lief meegenomen. Die kwamen allemaal met een hagelnieuw schepje in het kruidenbed. Twee stapstenen erin en klaar. Met de eveneens nieuwe snoeischaar had ik van tevoren de wilg met de heggefunctie al ingekort. Lief richtte het schuurtje opnieuw in, in afwachting van een simpel smal kastje dat we bij de kringloop zouden gaan zoeken.
Op de terugweg zette ik hem af bij huis en hielp zoonlief een uurtje met zijn twee neven, de kleine krullebol en de benjamin, een eerste nacht zonder paps of mams voor de twee, dus spannend. Heerlijke makkelijke schatjes zijn het. Ze slapen de droom der dromen op wat patatjes en een fles.
Lief is ondertussen gaan schrijven omdat, met het hele verhaal van het artikel, onze gedachten een vlucht hadden genomen. Daar moet over verder gemijmerd worden en over de samenloop van omstandigheden. Zijn eigen ervaring, het thuis voelen in Verweggistan of hier, het boek ‘De wilde stilte’, het zolderraam, onderwerpen die allemaal met een rode draad refereren aan ons gesprek. Het kan geen toeval zijn.
De dag begon vroeg. Met een thermoskan koffie en brood zette ik lief af bij de tuin en om half tien zocht ik in Zuilen naar het theater van Zimihc. Het was gevestigd in het oude schoolgebouw op de kop van een wijk. Een statig oud gebouw, gedeeltelijk in tact, maar ook prachtig aangepast en verbouwd naar haar nieuwe functie. Monumentale bomen op het plein waar ooit de kindervoetjes en voeten hun weg naar de volwassenheid vonden. ‘Als bomen konden spreken’, dat ging vooral hier op.
Er heerste een ontspannen sfeer binnen, er kwamen spritsen op tafel voor bij de bestelde thee en het management van de voorstelling zorgde voor een hartelijk welkomstwoord. Er lagen papieren met een instructie om een bootje te vouwen op tafel en kleurplaten. De kleurpotloden waren afgesleten maar al snel verscheen er op onze vraag een puntenslijper. Zo zaten we gemoedelijk bij elkaar, vouwen, kleuren, kletsen, knabbelen. Kleindochter wilde het liefst alles roze met een beetje blauw.
De peuters konden maar in en uitlopen, er was een speelpodium en er lag duplo. Er verscheen een grote groep kinderen op het plein. Wij dachten aan de lengte te zien dat het een kleutergroep was, maar later bleek het zelfs groep drie. Verder kwamen de peuters binnendruppelen met vader, moeder, of oma. Waar zijn die opa’s toch. De entourage werkte perfect mee aan de goede sfeer. Goedlachse dames achter de bar en veel reuring. Er kletterde een flesje om en iedereen schoot te hulp. Het leek op een bijenkorf waar alles in en uit zoemde.

Toen het tijd was om naar binnen te gaan werd het allengs stiller. De kinderen waren zichtbaar onder de indruk van de donkerte en het verlichte podium, waar een man en een vrouw rond liepen, al zingend en zwaaiend. Veel instrumenten, flessen met water, triangels, opnameapparatuur. Het stuk heette ‘VaarWel’ en het ging, hoe kan het anders, over afscheid, gemis en een bootje op zee.
Een lieve kleine schat wilde niet en brulde het uit, klampte zich aan moeder vast als een laatste strohalm. Uiteindelijk besloot ze wijs de zaal te verlaten. De grote groep kinderen van buiten werden achter de kleintjes neergezet, joelend, pratend en klepperend met alles wat kon bewegen aan de stoel. Het werd wat rustiger toen het licht uitging. We kregen een heerlijke voorstelling voorgeschoteld, met veel ingenieuze effecten en prachtige zang en muziek met alle voorwerpen die er stonden.
Kleindochter zat op schoot van dochterlief en sabbelde de knotjes van haar meegebrachte knuffeltje plat van de spanning, maar genoot met rode koontjes. Met doeken aan een stellage werd in een mum van tijd een prachtige onderwaterwereld getoverd met een doorzichtige kriebel krabbelkwal met lichtjes als ogen en lange zwierige slierten. Ze kwam griezelig dichtbij. Op het einde ging de jongen met een saxofoon als een rattenvanger van Hamelen met een sliert kinderen achter hem aan naar buiten, de hal in. Voor herhaling vatbaar vond ik. Alleen het gebouw al is de moeite meer dan waard.
We knuffelden een afscheid en met wat kerry planten en wat dragon zocht ik lief op, die al druk bezig was geweest om de natte zware veengrond om te spitten en van grasplaggen te bevrijden. Het laatste stukje stak ik af en daarna konden de zakken aarde erin geleegd. De kerry en de dragon kregen een mooie plek, de pierige selderij, die achteraan in de verdrukking had gestaan, werd bevrijd en kreeg een nieuwe plek. Aan de andere kant zaaide ik de Oost-indische kers. Tussendoor maaide ik het gras. Lief had ondertussen het terras opgeschoond. Met een laatste slok koffie keken we voldaan naar de gedane arbeid. Zoet rusten ja, dat was wat wenselijk was.
Er zijn van die dagen dat er hooi op een vork genomen moet worden. Met het naar beneden gaan, wist ik het onmiddellijk. Vandaag was de boekenkast in de woonkamer aan de beurt. Daar zou ik beginnen met wat garant stond voor een grote opruimbeurt door het hele huis heen. In deze kast plaats maken voor de boeken uit de kast aan het voeteneind van het bed boven, met de recente leeswerken, die allen naar beneden mochten verhuizen. Ook daar moest de bezem door.
Maar het begin lag beneden. Twee grote boodschappentassen stonden klaar om gevuld te worden. Alles wat er in de kast stond en ongelezen was gebleven of dat wat niet van een geliefde schrijver was, mocht naar de kringloop. Lang leve de tweedehansjes. Een werkje van niks natuurlijk, maar snel er door heen was er niet bij. Hier en daar moest het boek ter keuring even ingezien worden, tegelijkertijd werden ze chronologisch gesorteerd. De Multatuli’s, de Beetsen en van Lenneps bij elkaar, de Sartre’s, Beauvoirs en Camu’s bij elkaar, de Couperussen, de Schendels, de Coenen en de van Van Bruggens bij elkaar. O ja, daar moest Israel de Haan nog tussen. Boeken neerzetten, verschuiven, doorschuiven. Gedichtenbundels op een plank, de biografieën en de autobiografieën gezusterlijk samen en de gelezen boeken van de club op een rijtje. Het vorderde gestaag. Hele rissen verdwenen in de grote plastic tassen.
De energie was terug. Het verblijf gisteren, in die rustige omgeving van de kromme Rijn, lieflijk stromend water, had wonderen gedaan. Aan het eind van de ochtend had ik twee boodschappentassen vol en zeker drie planken leeg.
Er stond een afspraak met de fysio tussendoor. Weer was er die leuke stagiaire met zijn verfrissende nieuwe ideeën. We gingen voor het hele scenario. Krachttraining, balans en mobiliteit. Alle spieren tot en met de buikspieren aan toe, werden aangesproken. Een oefening, voor onder andere de pols, bracht de jeugd in me naar boven. Uitgelaten en lachend probeerde ik hem te volgen en warempel, het lukte zowaar. Met een stok in beide handen voor me uit, moest ik de grote zitbal, die hij naar mij gooide, terugkaatsen. Daarbij bleven we niet stil staan maar schoven van links naar rechts. ‘Oefeningen moeten leuk zijn en afwisselend’, was zijn adagio. Daar kon ik me helemaal in vinden.
De pols gaat met de week beter. Tijdens het schrijven probeer ik met tien vingers te typen, dat lukt niet helemaal. Vooral de linker wijsvinger en middelvinger doen mee, maar het helpt wel. Steeds vaker wil de rest volgen. Verbazingwekkend hoe langzaam de revalidatie van bepaalde onderdelen gaat. Geduld is zeker nodig.
Straks ga ik met dochterlief en kleindochter naar de voorstelling van Malou van der Sluis. Het heet ‘Vaarwel’ en is geïnspireerd op het boek de kleine walvis van Benji Davies. het is een voorstelling voor 2+. Lief zet ik af bij de tuin, want dan gaat hij zich vast buigen over het zwaardere spitwerk in de kruidentuin. Zo slaan we twee vliegen in een klap. De boekenuitzoekerij bewaren we voor de regenbuien tussendoor. Buiten blijft ons allebei trekken.

Vanmorgen toen ik naar beneden ging om de koffie te maken, was het balkon vol kauwen die elkaar tokkend de weg wezen naar de lekkernijen. Een van de grote zwarte vogels had de weg gevonden naar het vet, dat zoonlief expres in de kooi had gehangen, opdat de koolmezen er dan van konden snoepen. De snoodaard kon met zijn grote snavel door de spijlen heen bij de lekkernij. Niet voor een gat te vangen, de slimmeriken.
Door een samenloop van omstandigheden, en het was niet eens volle maan, was ik in de avond van de vorige dag wat van slag geweest zonder het te kunnen benoemen. Achteraf bezien was het een combinatie van de onzekere toekomst die een mens heeft op deze leeftijd, de wens van het verlangen zoals een mooi appartement in een oud pand aan de singel of een buiten zoals in Verweggistan, het nooit meer kwijt willen raken wat nu aan geluk deel uit maakte van het leven, maar evengoed het bewustzijn van de begrenzing ervan. Leef nu, leef in het moment, leef de dag.
De goede raad zweefde er natuurlijk op alle fronten doorheen, maar de sluizen stonden open en de gedachtengang was niet meer te stoppen. Het had zijn invloed op de stemming de volgende dag. Niet naar de tuin in dit geval, dus haalde lief zelf even de accu van de grasmaaier op die we gisteren vergeten waren, terwijl ik wachtte in de kleine blauwe. We stonden al in de richting van Eemnes, dus de kringloop dan maar. Het doel: een kort spijkerjasje. Iedere keer weer is bij zo’n kringloop de verbazing van lief over de hoeveelheid van overtollige huisraad van zijn gezicht af te scheppen.
Met een jasje dat iets te donker van kleur was, maar paste als een handschoen, stonden we na een half uur buiten. Het tuincentrum was een logisch vervolg, omdat we de regentonnen wilden bekijken. In De Bilt was een grote en ook daar waren we in de buurt. We vonden wat we zochten, maar lieten ze staan, om nog een keer een vergelijkend prijsonderzoek uit te voeren.
De onrust bleef. Ik wilde naar het water, het hoofd leeg maken. Voor de zee was het veel te laat. Rhijnauwen was een goede vervanging en met de regen in aantocht ook een mooie schuilplaats bij te heftige buien. We reden door tot de grote parkeerplaats op het terrein, iets wat ik nooit doe, omdat je er een stuk voor door het bos moet, maar in dit geval leek het wijsheid want de weerapp voorspelde stortbuien. We wandelden naar de vertrouwde picknickplaats waar we als gezin, met mijn vader en moeder, dikwijl waren geweest. Hetzelfde gold voor lief en zijn ouders. Een pleisterplaats uit het verleden, omringd met zoete herinneringen. Er was nog niets veranderd. Zelfs de grote zandbak, opgetrokken uit oude zwerfkeien was nog geheel in tact. Een van de drie oud bomen was omgezaagd en er stond nu wel, vlakbij de oever van de Kromme Rijn, een picknicktafel.
Het kabbelende water, de grazende koeien aan de overkant met een bronstige stier, de scherende zwaluwen met hun witte buikjes boven het water, de twee futen die passeerden en de blatende bonte schapen achter ons, brachten het stille genieten. De rust keerde weer. Een vredig tafereel en wij er middenin. Samen, dicht tegen elkaar, met de handen ineengestrengeld. We zagen de wandelaars aan de overkant, een kano die in gestaag tempo voorbij gleed en rimpels trok in het gladde water, de stier die eindelijk een willig vrouwtje vond en samen met haar optrok, tot ze er tochtig genoeg voor was. Natuur om en in ons.

Toen de eerste druppels vielen liepen we naar het restaurant en zochten een tafeltje op de veranda met zicht op het water zonder dat het inregende. We genoten van een kleine maaltijd, stoofpotje voor lief en een soep voor mij. Het hanengedrag en de schelle waarschuwingskreten van de slanke waterhoen beneden ons, naast een rotspartij met een blauwe regen, trok de aandacht. Het was gericht op een meerkoet met jongen die de doorgang zocht naar het open water. Hoen liet niemand door en beiden probeerden ze zich zo groot mogelijk te maken. Macho mannetje tegenover moederkloek. ‘Alsof hij de Zwarte Zee aan het bewaken was’, vond lief.
Twee stellen achter ons streken luidruchtig neer, rondvliegende schelle tonen, bulderende lach, geschuif van metalen poten, maar het had geen invloed op onze innerlijke rust die was neergedaald. De middag was meer dan heilzaam gebleken. Om lang op te teren, zo’n onverwacht genoegen.
En zo kon het gebeuren dat lief en ik dwalend door Laren trokken op zoek naar een parkeerplaats. De hele stad stond vol blik en als dat niet zo was, mocht je er maar twee uur parkeren. Oorzaak, bleek achteraf, was de weekmarkt in het centrum. Nooit meer op vrijdag naar het Singer of op en anders alleen op een bijzonder vroeg tijdstip, leerden we al zoekende. Eindelijk vonden we een plekje tussen de rododendrons en de villa’s aan het einde van het landweggetje dat ik met zus zo dikwijls gelopen had. Langs het tarweveld konden we het museum bijna zien.

Het is opnieuw verbouwd om de collectie Nardinc ruimte te geven, ontdekten we. Geen onverdienstelijke aanpassing. Tussen de doeken van Theo van Rijsselberghe, Jan Sluyters en de modernen, met als toetje Lussanet, dwaalden we rond en genoten. Ik vooral van de portretten die ik tegenkwam en lief van eindelijk weer een museumbezoek.
Onze perceptie was totaal verschillend. Bij lief kwam onmiddellijk de historische context om de hoek kijken. Hij plaatste de doeken in de tijd met het hele verhaal erachter. Ik keek naar toets en streek, de verfijndheid of juist de luchtigheid waarmee iets was geschilderd, de details, de vorm, de kleur. Zo kwamen we met z’n tweeën tot een mooie beleving.Wat was het fijn om samen met hem rond te dwalen tussen al die mensen door. Even werden we afgeschrikt door een rondleiding die een grote groep met zich meebracht, maar we zeilden er al snel omheen om de drukte achter ons te laten. Drie zalen extra waren er met de verbouwing vrij gekomen en er was een uitstekend zicht op de druk bezochte prachtige tuin gecreëerd.
Met het voorspelde noodweer in het vooruitzicht en vol van de schoonheid besloten we de drukke tuin en het restaurant te bewaren voor een volgende keer. Het was genoeg. Het hoofd en het hart waren vol, er was voldoende om een tijdje op te teren. In de stromende regen door een omleiding over Baarn voerde de kleine blauwe ons naar huis, een eindeloze rit, zo leek het, maar genoeg stof om over te praten.
Thuis bleken de kleine koolmezen druk in de weer om het voer voor hun kroost, dat in hun kielzog meevloog, te verzamelen en ze te voeden met de zaadjes van de voederplank en uit de kleine antieke kooi waar alleen de mezen en vinken in en uit konden vliegen. Door de verrekijker op statief, die zoonlief had neergezet, viel er goed te genieten van die grote snaveltjes, die het lekkers in de kleine wijd opengesperde bekkies stopten.
Eindelijk zie ik de kruin van de bomen door het zolderraam nu ze volop in blad staan. Het wordt tijd dat we de werkkamer in orde gaan maken. Daarvoor moet eerst de schuur leeg, hadden we bedacht, anders is er geen kans om te schuiven. Bij die vergelijking moet ik denken aan de raadselspelletjes van vroeger, waarbij een vakje open was gehouden en je net zo lang met de letters moest schuiven tot het woord er stond. Als er geen ruimte is kun je schuiven wat je wilt, maar blijft het bij verplaatsen van de rommel. Eerst het grof vuil, dan de kringloop en vervolgens ruimte voor een bureau aan het raam.
Ook begint de inspiratie te kriebelen. Kom maar op met doek en penselen. Ineens weet ik weer een aantal onderwerpen en, gevoed door de doeken van Lussanet, wat speelsere vormen. Tijd voor het grote experiment. Maar eerst is het de beurt aan de plantenmarkt in Utrecht. Het is de hoogste tijd dat de bakken op de galerij gevuld worden. De ijsheiligen liggen ruim achter ons en een lange zomer ligt in het verschiet. Tijd om de boel wat op te fleuren en het leven in te kleuren.
Een marathon van drie dagen voorstellingen gaan op den uur niet in de koude kleren zitten en dan moet je weten, dat ik niet hoefde te spelen. De lieve Peer was min of meer aan het eind van zijn latijn. Het was inn te leven. Er was aandacht maar ook heel veel verloop door de kinderen die constant naar het toilet gingen. Onderbouwers kun je dat niet verbieden. We hebben ooit al eens een natte stoel daarop als cadeautje achteraf gekregen. De mannen gingen onverstoorbaar door en dat oogste mijnerzijds bewondering.
Om twaalf uur zat het erop en mocht ik weer huiswaarts. Te moe door de warmte en het feit dat de airconditioning niet werkte in de kleine blauwe. Even op de bank om bij te komen, maar dan toch met lief mee naar de tuin om de planten water te geven en nog wat grassen te trekken. Ach, de lieve Abdel kwam op bezoek bij de buurman en bracht in zijn goedertierenheid wat meloen in een wedgewood schaaltje. Trots vertelde ik lief dat dit de liefste mens was, die ik tot nu toe had ontmoet. ‘Waarom’, was de vraag. Deze man uit de Ivoorkust heeft voor iedereen een vriendelijk woord over en deelt letterlijk al zijn bezit met iedereen die er is en zonder aanzien des persoons. Abdel vertelde enthousiast dat zijn moeder en zusje nu hier in Nederland zijn en hoe blij hij daar mee was. Ze krijgen binnenkort woonruimte.
We bedankten hem voor de goede gaven. Het zevenblad van de buuf heb ik proberen in te dammen door dat beetje wat al doorgesijpeld is, oh help, af te knippen en ik ben vastbesloten het iedere keer af te knippen. Dat zou het moeten stoppen. De enige remedie, leren de diverse onkruidbestrijders me. ‘If you can’t beat them, eat them’ is een heilig Engels gezegde, maar ik weet, door de vorige tuin dat je dan niet anders dan iedere dag zevenblad zal eten. Geen optie. Veel eten is tegen eten per slot van rekening en vooral ‘ Veel wieden zonder resultaat is haat kweken’. Haha en die is uit de eigen koker.

We werken in de brandende zon of op de schaduwplekken en genieten ondanks de moeheid, wat ook betekent dat het belangrijk is om soms over grenzen te gaan. Als ik had toegegeven aan het zwaar aanvoelende lijf was ik op de bank blijven liggen.
Het was even heerlijk op de tuin. De vreedzame merels, een kleine winterkoning, dacht ik, een ooievaar cirkelend boven in de lucht. En dan de stilte, volmaakte stilte. We geven de planten wat kleine gieters water uit de sloot en genieten thuis vooral van de televisie. Expeditie Holland, Binnenstebuiten en Atlas. Een onderdompeling in de natuur in beeld.
Er is avondvierdaagse, maar op de cruciale dag, morgen tijdens de laatste tocht en het uitdelen van bloemen en snoep, heb ik de leesclub. Oma verzaakt en dat voelt nog altijd niet helemaal zoals het hoort. Aan de andere kant heeft iedereen zo zijn eigen leven. natuurlijk is er de band en het een voelen, maar toch, het mag ook los, net zoals het valt. Dat is de zekerheid voor de topliefde op het moment supreme. Lief valt op dit ogenblik om de haverklap om in een roezige slaap. Het hoofd achterover op de bank. Liefhebben in alle toonaarden, omdat de basistoon zo helder en sereen is. En zo is het.
Gisteren konden we weer hand en hand door ons geliefde Utrecht lopen. De aftrap voor ons culturele seizoen hadden we bedacht met een etentje en een film. Het diner zou in het Louis Hartlooper zijn, dezelfde plek waar in de filmzaal twee uur later de film zou beginnen. Ik was in de heilige veronderstelling dat we boven zouden zitten in het restaurant, maar het bleek dat daar niet te reserveren viel en dat we aan mochten vallen in het lunchcafe. Oké. Vlak voor het raam, waarachter een groot terras en uitzicht op het Ledig Erf, dus voldoende afleiding indien nodig. Het was er zonnig en warm, ondanks het raam dat boven onze hoofden open stond. Geroezemoes van buiten klonk door en gaf een prettige en ongedwongen sfeer aan het geheel.
Het was in de late namiddag dat we neerstreken. Ons eerste echte etentje en stof tot praten voor tien. Er kwamen herinneringen langs schuiven, de voetsporen van mijn vader die ooit werkzaam was geweest in hetzelfde gebouw als bewaker van de wet, maar vooral onze lieve kleindochter en de malheur die haar overkomen was vandaag en waar de hele familie hun aandacht en liefde over betuigden via de app. Fijn dat er zoveel medeleven bleek en die grote betrokkenheid. Als moeder van een groot gezin een belangrijk item voor mij.
Ondertussen kwam de observatie van de omgeving op gang. Twee ‘backpackers’, soms is het Engelse woord makkelijker dan het Nederlandse, dat ‘rugzaktrekkers’ zou moeten worden. Prompt volgde een verhandeling over anglicisme en anderszins in de Nederlandse taal en het belang van het doorgeven van bijna vergeten welluidende woorden, die de taal zo’n verrijking gaven.

Bejaard en jong wisselden elkaar af in een bonte stoet. Het viel op dat de ouderen veelal zwijgend naast elkaar konden zitten eten, terwijl het grut al gauw een spelletje of iets te lezen erbij pakte onder een geanimeerd gesprek. Nou zaten die onder andere aan de leestafel, dat stimuleert extra natuurlijk. Wij hadden genoeg stof tot praten.
Mensen op het terras waren veelvuldig en uitgelaten bezig met de vrijdagmiddagborrel. ‘Kom maar door met de bitterballen’. Alle tafels waren gereserveerd, maar de meesten pas na zevenen wat er voor zorgde dat er nog aardig geschoven kon worden, een wat chaotisch en onrustig systeem. Er liep genoeg bediening, studenten schatte ik in, en er was geen logica op te trekken. Al met al was het gezellig, rommelig en vooral heel erg warm. Met de zon op de ramen. De gordijnen hadden we dicht getrokken, maar die konden maar een klein stukje. Het eten was smaakvol, een flink bord en derhalve ruim voldoende. De pasta voor mij en Lief nam de tempehschotel.
Om zeven uur begon de film. Ali en Ava van de Britse regisseur Clio Barnard beloofde een opbloeiende liefdesrelatie onder de rook van Bradford, een van de arme industriesteden in Engeland en berucht om haar sociale context. Welluidende kritieken als ‘ Een optimistische romantische setting’ hadden ons op het verkeerde been gezet. Na een boeiende en flitsende opening verviel het drama in een trage afwikkeling van beelden, waarbij voortdurend een andere verwachting gewekt werd, waar niet aan werd gerefereerd. De karakters waren helder en duidelijk, maar hadden nog wat meer uitgediept mogen worden, net als de liefdesgeschiedenis op zich. Wel was er herkenning, door de grilligheid waarmee een en ander, en doorgaans het leven, verliep.
Na een film verwacht je de diepe duisternis, maar we hadden de vroege voorstelling dus wandelden we in een drukke vrijdagavondstad weer terug naar de parkeergarage. De terrassen overvol en de stemming uitgelaten. Voor herhaling vatbaar was de conclusie. Het sociale leven kwam weer op gang. Boven de boomtoppen strekte zich het zachte avondlicht in een nieuwe belofte.
Het is al lang en breed middag. Het boek ‘Het Woord voor Rood‘ van John McGregor is uit. De auteur is diep in de wereld van de beroerte en de bijbehorende afasie gedoken en heeft zich weten te vereenzelvigen met deze vermeende ongelukkige mensen, die voorgoed lijken opgesloten te zitten in een wereld die zich nooit meer ontsluiten zal in woorden. De manier waarop hij ons leidt van accident tot nieuw licht is razend knap beschreven. Het brengt me terug naar mijn tijd op de neurologie in Leiden waar ik me zeer begaan voelde met deze mensen. Het ergste wat je overkomen kan, naar mijn opinie, is niet alleen het feit dat de taal onder je expressie wordt uitgeschoffeld, maar helemaal als het begrip verdwijnt of als je denkt zeker te weten dat jij het goed vertelt en niemand jou begrijpt. Wat moet je in een wereld die zo ver van de jouwe ligt.
Het geheel is verpakt in een spannende aanleiding tot dat fatale moment en daarna in het proces dat nodig bleek om tot een vorm van communicatie te komen. Het voelt alsof hij in de huid van een persoon met afasie is gekropen en zich heeft voorgesteld hoe het onsamenhangend gebrabbel dat er mee gepaard kan gaan zich heeft uitgekristalliseerd. Er moet een dijk van een observatie aan voorafgegaan zijn. Zijn manier van schrijven is pakkend en het lukte nauwelijks om het boek weg te leggen.
Dat is de ene kant van het verhaal. De andere kant is het lichamelijk ongemak dat het met zich meebrengt. Het nutteloze lijf als er sprake is van een halfzijdige verlamming. Het kost me geen moeite om het me in te denken, omdat het beeld van mijn vader op mijn netvlies gebrand staat op zijn dagelijkse rondgang door de poort naar de voordeur met een steeds verder voorover buigen van de onwillige kant van zijn lijf. Het kostte hem iedere keer weer een berg energie en het zweet parelde altijd op zijn voorhoofd als hij eindlijk voor de voordeur stond, terwijl de vloeken uit hopeloze onmacht tegen de deur opknalden.
De boosheid die er mee gepaard ging was moeilijk te aanvaarden evenals de kracht van de eigengereide gedachte het toch zelf te willen doen, ook al was het ten enenmale onmogelijk. Het kostte mijn moeder bergen aan geduld, energie en tijd. Ze schreef het van zich af in de vijf jaar dat ze nog leefde, in de hoop dat er iemand zou zijn die meer oog had voor deze trouwe mantelzorgers, die heel wat te verduren kregen. ‘Was sich liebt das neckt sich’, hielden we ons voor als hij in grove taal zijn gram probeerde te verhalen en probeerden het te negeren.
Wat een boek al niet los kan maken. Ik ben benieuwd of het verhaal de anderen van onze leesclub ook op die manier heeft geraakt. Door de ervaring was de herinnering helder en dichtbij, op de huid geschreven, kan je wel zeggen.

Nu ligt het boek naast me van Wim Hazeu; Marten Toonder, Biografie. Ook dat belooft een berg aan leesplezier. In deze tijdsgeest van botsende ego’s zou het voor eenieder wel eens goed zijn om door de loep van Marten Toonder mee te vorsen naar de diverse karakters, die sterk uitvergroot voorbij schuiven. De praalhanzen, de betweters, de nuffige koninginnetjes, de zorgkippen, de hanige macho’s, de leeghoofden, de machtswellustelingen, de Dagobert Ducks. Ze komen allemaal langszij in een humoristische en ironische welluidende taal, woord voor woord nauwgezet doordacht, uit-en-opgeschreven.
Wat een verwennerij. Zomaar twee boeken die de moeite waard zijn om achter elkaar te verorberen van voorkant tot achterflap, ‘Als u begrijpt wat ik bedoel’. Om maar eens een beroemde uitspraak van de heer Olivier. B. Bommel aan te halen en zo is het en niet anders.
Richting den Haag voor de bioclub en een onderhoudend gesprek in de zondoorlichte kamer van een oud sfeervol herenhuis, compleet met alle ornamenten en een indrukwekkende trap. Gelukkig waren we allen er over eens dat Stipriaan met zijn zwijgende Willem eigenlijk meer een zeer uitgebreid geschiedkundig naslagwerk had geschreven dan een beschrijving van de levenswandel van de beste man.
Het was een fijne sfeer zo, met de pot thee onder handbereik en lieve vrouwen die een enorme kennis hadden van de historie, veel meer dan ik. We ontdekten dat het verschil voornamelijk zat in hun calvinistische en mijn katholieke opvoeding. Ze waren veel beter op de hoogte van het verloop van de geloofsbeweging die had plaatsgevonden in de late middeleeuwen. Wij hoorden vroeger wel wat over Calvijn en Luther, maar meer in termen van ketters en lasteraars. Zij hadden die vreselijke beeldenstorm in gang gezet. Wat had ik graag een objectief beeld willen krijgen van het verloop en alle kanten leren kennen. Je bent nooit te oud om te leren. Dit boek droeg daar wel aan bij en was een goede aanvulling op de verhalen van Erasmus, de dikke pil die ik hiervoor gelezen had.
‘Even geen monumentale leeswerken meer’, verzuchtten we alle vier hartgrondig en kozen een biografie van Marten Toonder, de auteur van Olivier B.Bommel. Heerlijk. Die heb ik direct besteld. Het voelt een beetje als een bevrijding dat ik niet meer aan die dikke pillen vast zit.

Het was een goede gelegenheid om vanmorgen in de stilte te starten met ‘Het woord voor Rood’ van Jon McGregor. Eer ik het in de gaten had zat ik tot over mijn oren middenin het avontuur, dat zich afspeelde op Antarctica. De pakkende stijl van deze schrijver sleurt je het verhaal in en het is moeilijk het boek weer weg te leggen. Binnen een uur lagen er 88 bladzijden achter mij en begon het tweede deel, waarbij ik nauwelijks kan wachten om straks in verder te gaan.
We hebben vooruitzichten op een parasolvoet. Dankzij de blog reageerde een lieve ouder van school van vroeger. Er lag er een in de tuin, een zware en geschikt voor een grote parasol, en hij was over. ‘Komt tijd, komt raad’, orakelde mijn moeder vaak. Dat blijkt nu maar weer.
In de avond stond er een afspraak met vriendinlief voor een theatervoorstelling van Stefano Keizer. Voor de voorstelling liep de cabaretier al rond in het publiek, ook in de zaal wandelde hij de trappen op om te zien wat voor vlees hij in de kuip had en knoopte hier en daar een praatje aan. Daarna dompelde hij ons onder in een complete anarchie, waar je vermakelijk theater verwachtte. Hij haalde alles uit de kast om elke regel, die er heerste bij een voorstelling, onderuit te halen. Hij nam zelf een korte pauze, ging wat bier halen, vroeg of hij nog iets mee kon nemen voor het publiek, stak een heel verhaal af in een hoek van de zaal zonder microfoon, stak er een sigaret bij op, hield morele monologen, en liet, onder hilarisch gejoel, het publiek meetellen van 0 tot 725 en sloeg ze daarna met hun welwillendheid om de oren. Het grote niets. De wereld is maakbaar, was de boodschap en dit was Stefano Keizer, de keizer van de gebakken lucht. Het liefst ging hij terug naar de anonimiteit, een vlucht in het donker, zoiets als theatertechnicus en prompt voegde hij de daad bij het woord. De keizer is dood, leve Govert Meit in variatie op een thema. Aan het eind was maar de vraag of het afgelopen was. Wij, met de langste adem, kregen nog de kans om zijn woeste dans met hem mee te dansen. Een mooi slotakkoord.
Ietwat verward stapten we de Kom weer uit in een klaterende regen. Regen! God zij geloofd en geprezen, voor regen wil ik wel op de knieën gaan na al die dagen van droogte en de tuin en het balkon met mij. Niet een klein miezertje, maar een flinke bui. Alle zegen komt immers van boven. Het stemt vrolijk, ook al is het maar een druppel op de gloeiende plaat.
Vorige week had ik ze al gezien, de gierzwaluwen. Vanuit het zolderraam zijn hun capriolen in de lucht goed te volgen. Ze scheren door het luchtruim. Wat veel belangrijker was, ik kon ze weer horen gieren. Vanuit de oude kamer bij de boom voor het raam was dat niet meer mogelijk. Het giert immers altijd in mijn hoofd. Ze brengen de herinneringen aan mijn lieve vriendin met zich mee van wie ik veel te vroeg afscheid moest nemen. Ze was gek op de gierzwaluwen en we observeerden ze vaak op onze wandelingen in het Wilhelminapark, vlak bij haar huis, als we uit moesten rusten op een bank, omdat het lopen steeds moeizamer ging.
Nooit nam de fantasie ons mee naar het moment, waar ik haar terug zou zien in de komst van deze bedrijvige gevederde vrienden. Wel spraken we veel over het lijden en het loslaten van steeds opnieuw een klein stukje leven, haar zorgen over man en zoonlief die alleen achter zouden blijven in het grote huis, waarin je dwalen kon van souterrain naar zolder. Dood en dodelijk vermoeid waren altijd dichtbij. We zorgden ervoor dat het gewoon werd om er over te praten. Het luchtte op bij al die keren dat ze zich thuis dapperder had voorgedaan dan ze was. Daarnaast schreven we lange brieven waarin we elkaar vertelden hoe we ons voelden, zonder remming. De kale feiten en daardoor heel waardevol voor het wederzijds begrip
Gisteren bij de diepgang met Lief en ons voornemen het verrijkend aan te pakken, zochten we naar inspiratiebronnen buiten dat wat het lezen gaf. Binnen een half uur stond er een reservering voor een etentje met daar achteraan een goede film klaar en een afspraak voor een bezoek aan het Singer in Laren met een tentoonstelling van Sluyters cum suis. De modernen op een rijtje. Zo simpel kan het zijn. Bovendien had het gesprek over het Zoutpad veel los gemaakt.
Het kruiwagenwiel van kunststof werd bezorgd. Fel geel brak het de overeenkomst met zijn voorganger van vertrouwd bosgroen. Niet stuk te krijgen leek deze innovatie voor een steeds en snel weerkerend probleem bij de luchtbanden. Nu konden we naar hartelust aarde en planten aanvoeren in samenwerking met de spierballen van lief.
Na de fysio reden we door naar het kringloopcentrum in Utrecht. Een groot warenhuis van te recyclen spullen en een begrip in de stad. Lief keek zijn ogen uit. Alles stond netjes geformeerd en gerangschikt. De opzet was ruim. Brede paden waar tussen door te wandelen viel. Iets wat je in Verweggistan niet terug zag. Daar was tweedehands op de eerste plaats heel erg goed gebruikt geweest en vaak was het een grote vergaarbak van spulletjes, waarbij de moed om te gaan spitten ten enenmale in de schoenen zonk.
De parasolvoet konden we niet vinden, of een vervangende buis, maar een handige stevige bezem van wilgentenen voor in de Bernagie wel.

Thuis sprak ik Willem de Zwijger aan. Hoog tijd dat ik er doorheen ging, want vandaag komen we, als bioclub, eindelijk bij elkaar. Wat is de mensheid toch over een moeizaam en bloederig pad naar deze tijd gelopen en nog is het niet klaar. De ene veldslag op de andere volgde. Intriges en corruptie waren aan de orde van de dag. De strijd om de macht woedde niet-aflatend voort. Zijn persoonlijk leven komt er in het boek bekaaid van af, de vrouwen worden zijdelings genoemd en de kinderen komen pas aan bod als ze zo oud zijn, dat ze een post of positie in kunnen gaan nemen. Ik ben benieuwd hoe de anderen een en ander hebben ervaren. Voor mij bleef het een moeizame exercitie.
We werden getrakteerd op een waar vogelparadijs gisteren op de tuin. Het kwinkeleerde aan alle kanten en niet alles viel te onderscheiden. De merel had er helemaal zin in en liet haar prachtige zang over de huisjes en de tuinen jubelen. Iets verderop klonk een antwoord. Tussendoor de kleine trillertjes van de jonge mezen. Aangenaam en zacht lachte de dag ons tegemoet. De brandnetels bij binnenkomst spraken een heel andere taal. Ze stonden tussen de bosandoorn, die mocht blijven staan omdat ze zo welig kon bloeien met haar paarse pluimen en nog redelijk in de hand te houden was, maar de brandnetel met zijn kompaan, het eeuwige kleefkruid, moest eruit.
Toen we er klaar mee waren, de armen rood van de per ongeluk opgelopen steeksels, was de voldoening helemaal groot. Ziezo weer een stuk van de tuin gereed. Lief had de grond onder de vruchtbomen aangepakt en daar was een lieflijke plek voor het bankje van de drie stoelen ontstaan. De twee stoelen die er stonden gingen naar de andere kant aan het begin van de schaduwtuin. Af en toe stopten we even om bij te komen op het terras en te genieten van de vorderingen. Nog maar anderhalf bed te gaan.

Het meest blij was ik met de metamorfose die de perenboom had ondergaan. Van een pierig, scheefgezakt, bemost boompje was ze uitgegroeid tot een fiere, goed in het blad zittende, boom. Dat was te danken aan de stut aan het begin van de lente en het snoeien onder leiding van de achterbuuf, die de aanwijzingen had gegeven vorig jaar in de herfst.
De buurvrouw was er ook en bij een praatje over de heg wisselden we de nieuwtjes uit. Ook in haar leven een nieuwe relatie, nu zoonlief, bijna volwassen, alleen op reis ging en zij haar zorg als alleenstaande moeder min of meer aan de wilgen kon hangen. Dan is er ruimte voor de liefde. Niet altijd, weet ik, in mijn geval. Ik moest die ene oude vertrouwde nogmaals tegenkomen, maar dan heb je ook een basis van belang. Aan het eind van de middag was er tapas en Merlot en nagenieten. ‘Na gedane arbeid is het zoet rusten’ gaat nog altijd op.
Pluis haalt, terwijl ik schrijf, gewaagde capriolen uit op het richeltje van de balustrade van de trap. Lief en ik komen eindelijk weer eens toe aan een gesprek, die dieper gaat dan de dikke Dollie’s, kauw, koolmees of planten en werkzaamheden in de tuin. Daar was een opening voor nodig in de vorm van een vraag. Het was een opgemerkt gebrek aan inspiratie van mijn kant. Ondanks de vele krantenartikelen las ik toch te weinig en dat moest anders, maar ook hadden wij het tegenwoordig alleen nog maar over de simpele dagelijkse dingen, huisje, boompje, beestje. Die vormden natuurlijk een groot deel van de dag maar daar draaide ons samenzijn niet alleen om.
‘Vertel eens wat over Het Zoutpad’, vroeg ik, want ik wist dat op iedere bladzijde minstens een opmerking stond die een overweging waard was. Als voorbeeld sloeg ik het boek open op blz 96 en wonderlijk genoeg stond daar net een uitspraak van de fysicus en kosmoloog Steven Hawkings:’Het verleden vertelt ons wie we zijn. Zonder dat verliezen we onze identiteit’. Daarmee nam het gesprek een ouderwetse loop van gedachten en haarkloverij, waar het de taal betrof, en wentelden we ons in een ervaring, die ons beiden veel voldoening schonk. Dat was precies de bedoeling.
We wandelen samen verder op het pad dat we zijn ingeslagen, soms een stap achteruit om de draad weer op te kunnen pakken en die wetenschap voelt zinvol en verrijkend. Laat ons maar schuiven. We komen er wel.
Het huis is eigenlijk te klein als iedereen aan komt waaien, maar moederdag en dan kan er veel. Ondanks de enorme pan Harira en de hoeveelheid Saté met lontong, was alles net iets te krap bemeten. Normaliter staat mijn gesternte op genoeg voor iedereen en meer, bijvoorbeeld een plotseling bezoek erbij. Maar met die hele grote eters van tegenwoordig, lief behoort er absoluut bij, zijn er grote hoeveelheden nodig, waarmee vergeleken de vleespotten van Egypte niets bij zijn.
De dag ervoor op de tuin hadden we na het harde werken, derde dag op rij, de zijkant van het terras gespeend van onkruid en het grote schaduwperk ontgrast en van brandnetel, hondsdraf en bosaardbei verschoond, een heerlijke minimoederdag met dochterlief gehad. Schoonpa zou de volgende dag jarig zijn in Friesland. Ze had Dahl gemaakt en er was warme Naan bij, het smaakte heerlijk en alles verliep rustig en relaxt. Met kleindochter op schoot kwamen er een aantal liedjes van school voorbij, waarvan ik bij sommige moest zoeken naar de tekst. Pa en ma waren druk bezig hun tuin te maaien en de kleine had een hekel aan het lawaai daarvan. Zoetjes, en veilig bij oma op schoot kwamen de olifant, de bromvlieg en de kleine kikker voorbij, om het lied van de vlieg op de neus schaterde ze het uit. Het was even zo’n klein moment van warmte en vredig samenzijn, waar nieuwe energie uit te halen viel. De meegebrachte druiven verdwenen achter elkaar in het gretige mondje. Een minirupsje werd vol bewondering gevolgd op het witte tafellaken. Bij het determineren ervan raakte ik hopeloos verstrikt in de vele varianten. Het kleine wriemeltje mocht terug op een blaadje.

Van de oude rotan stoelen hadden we de vergane leuningen afgesloopt en nu bleef er zowaar een grappig setje van drie over, die nog wel een paar jaar als bankje mee zouden kunnen gaan. Dat scheelde sjouwwerk naar de auto en was vriendelijk vanwege het hergebruik. Toen al het werk achter de rug was, bleef er een genoegelijk samenzijn-uur over, tot de wind te koud werd. Een paar emmers slootwater op de nieuwe aanwas en naar de kleine blauwe. Toch nog veel gedaan.
Dat ik voor de Saté ging naast de Harira kwam eigenlijk door de lontong, waar ik veel te veel van had gemaakt van de week. Naast de soep was het te moeilijk, had toch beter de hapjes kunnen doen, want hoe hou je alles warm als er verschillende aanlooptijden zijn. Een leerpunt erbij.
De dag stond in het teken van de Rubic cube. Kleindochter kreeg les van haar doorgewinterde oom en was hogelijk verbaasd, toen ze hem zelfs mocht houden. Met drie exemplaren in huis kon dat. Geduldig legde hij uit, hoe ze tot een groot kleuren vlak kon komen. De cube in het midden bepaalde de kleur van het vlak. Er ging heel wat oefening aan gepaard, maar met wat hulp van lieve schoondochter kreeg ze het voor elkaar. Mooie nieuwe uitdaging.

‘S avonds bestelden we het kunststof kruiwagenwiel, zoals de werknemer in de bouwwinkel had aangeraden. Op het verharde pad langs de tuinen, met scherpe steentjes en soms zelfs glas, was dat beter en dan liepen we niet het risico om om de klipklap de band weg te moeten brengen.
Eindelijk werd door lief de grote parasol naar boven gesjouwd voor op het balkon, waar de zon brandend opstaat de hele middag. De oude voet echter bleek ook aan gort te zijn. Het zware scherm vroeg minstens om een granieten voet van veertig kilo. Dat wordt het volgende project. Even wat kringloopwinkels af en zien wat er te scoren valt. De aanhouder wint. Geen tijd voor verveling.
Wat een ochtend. Ik lig naast lief en luister naar de kleine geluiden, die doorklinken. Het stille kirren van de jonge kauwtjes in het nest naast ons, slechts gescheiden door de gestucte muur, een auto die door de straten raast, een man en een vrouwenstem boven het geluid van een radio uit, een kraak ergens in het huis, het krabben van Pluis aan haar krabpaal, het staccato ademen van lief naast me. Het is moederdag.
Ik denk aan mijn moeder, onze moeders, moet ik zeggen. Ieder van ons, alle elf en niemand uitgezonderd, heeft een eigen moeder gehad. Voor ieder kind is ze er altijd geweest. Dat is een mooie gedachte. Ze keek er naar uit, naar moederdag. De aanloop en de gezelligheid die dat met zich meebracht, de cadeautjes waarmee we haar op dat moment in de watten legden, een mooie plant, eau de cologne, maria zeepjes, chocolade, liefst gevuld, en altijd bloemen. ‘Voor mij’ kon ze vol verbazing zeggen, ‘Ach malle’. Moeders in het zonlicht, alle dagen, maar deze dag speciaal.
Ik denk aan míjn eigen moederdagen. ‘Alle dagen van het jaar zijn moederdagen’ plachtte ik te zeggen en veegde meteen de reden uit de handen van de kinderen, om mij op die ene dag speciaal in het zonnetje te zetten. Ze hielden zich er nooit aan.
Moederdag op school was ook lang een taboe. Geen wensjes, geen asbak, geen tekening, geen van papier gevouwen slof met schuimpjes erin. Het was immers een commercieel feest in onze ogen. Vooral de verering van Hitler voor de moeders, de verzekering van de uitbreiding van het arische ras, en diens bronzen, zilveren en gouden kruizen als eerbetoon, waren een doorn in het oog. Bovendien wilden wij als moderne vrouwen onder het bestaansrecht van moeder uit, dat bepaalden we zelf wel en daar was geen promotie voor nodig, dus ook geen aparte moederdag. Het gezin was in onze tijd niet meer vanzelfsprekend de hoeksteen van de samenleving.
Later bekeek ik het anders en zag er voornamelijk weer de blijdschap in van zowel gever als nemer, trots op het zelf in elkaar gefabriekte cadeautje, los van, nog altijd, de commercie. Dus namen we cassettebandjes op met de liefste wensen voor moeder of lieten de kinderen een schilderij maken, kozen een foto met een getekend hoofd erop of lieten een plantje opkweken met alle liefde, die er in ze zat. Zaadjes van een klavertje vier in een mooi zakje deden het ook goed als gelukbrengers.

En nu ben ik weer bij mijn moeder en mijn eigen moederschap. Vijf keer moeder is minder dan elf keer moeder, maar de intentie blijft gelijk. Ze gaat diep, altijd al zo geweest, al was het soms hard werken. Moederschap kan ploeteren zijn, leerde ik van de verhalen in de volkskrant over moeders die hun kroost verlieten omdat ze vonden niet optimaal te voldoen aan dat moederschap. Ze zaten vooral met zichzelf in de knoop, hun eigen ruimte was te beperkt geworden en dat hadden zich niet gerealiseerd.
Mij was het moederschap overkomen. In een keer vanuit het volle leven, een drukke baan als nachtverpleegkundige op de IC van neurochirurgie naar een stilstaand bestaan van kind en huis en park. Een pittige ongemakkelijke overgang, maar het was nu eenmaal zo, dus ging je ervoor. Al waren er tijden dat ik als verdoofd wat zat te frobelen met kraaltjes en lapjes van voeding naar voeding en meer deed van die dingen die ik al lang geleden achter me had gelaten. Hoe vul je eigen tijd, als die bepaald wordt door zo’n kleine dwingeland, die honger heet.
Al doende leert men. Het werd allengs vanzelfsprekend net als de taakverdeling. De vader van de kinderen was evenveel behept met deze, vanouds, moederlijke taken en nam om de dag de zaken waar. Zo hadden we een eigen weg gevonden in het grootbrengen van het kroost. Dat is niet afhankelijk van de sexe, als je er maar dezelfde tijd, ruimte en liefde in stopt. Voor ieder die dat lukt, een mooie ‘moeder’dag.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.