We werden getrakteerd op een waar vogelparadijs gisteren op de tuin. Het kwinkeleerde aan alle kanten en niet alles viel te onderscheiden. De merel had er helemaal zin in en liet haar prachtige zang over de huisjes en de tuinen jubelen. Iets verderop klonk een antwoord. Tussendoor de kleine trillertjes van de jonge mezen. Aangenaam en zacht lachte de dag ons tegemoet. De brandnetels bij binnenkomst spraken een heel andere taal. Ze stonden tussen de bosandoorn, die mocht blijven staan omdat ze zo welig kon bloeien met haar paarse pluimen en nog redelijk in de hand te houden was, maar de brandnetel met zijn kompaan, het eeuwige kleefkruid, moest eruit.
Toen we er klaar mee waren, de armen rood van de per ongeluk opgelopen steeksels, was de voldoening helemaal groot. Ziezo weer een stuk van de tuin gereed. Lief had de grond onder de vruchtbomen aangepakt en daar was een lieflijke plek voor het bankje van de drie stoelen ontstaan. De twee stoelen die er stonden gingen naar de andere kant aan het begin van de schaduwtuin. Af en toe stopten we even om bij te komen op het terras en te genieten van de vorderingen. Nog maar anderhalf bed te gaan.

Het meest blij was ik met de metamorfose die de perenboom had ondergaan. Van een pierig, scheefgezakt, bemost boompje was ze uitgegroeid tot een fiere, goed in het blad zittende, boom. Dat was te danken aan de stut aan het begin van de lente en het snoeien onder leiding van de achterbuuf, die de aanwijzingen had gegeven vorig jaar in de herfst.
De buurvrouw was er ook en bij een praatje over de heg wisselden we de nieuwtjes uit. Ook in haar leven een nieuwe relatie, nu zoonlief, bijna volwassen, alleen op reis ging en zij haar zorg als alleenstaande moeder min of meer aan de wilgen kon hangen. Dan is er ruimte voor de liefde. Niet altijd, weet ik, in mijn geval. Ik moest die ene oude vertrouwde nogmaals tegenkomen, maar dan heb je ook een basis van belang. Aan het eind van de middag was er tapas en Merlot en nagenieten. ‘Na gedane arbeid is het zoet rusten’ gaat nog altijd op.
Pluis haalt, terwijl ik schrijf, gewaagde capriolen uit op het richeltje van de balustrade van de trap. Lief en ik komen eindelijk weer eens toe aan een gesprek, die dieper gaat dan de dikke Dollie’s, kauw, koolmees of planten en werkzaamheden in de tuin. Daar was een opening voor nodig in de vorm van een vraag. Het was een opgemerkt gebrek aan inspiratie van mijn kant. Ondanks de vele krantenartikelen las ik toch te weinig en dat moest anders, maar ook hadden wij het tegenwoordig alleen nog maar over de simpele dagelijkse dingen, huisje, boompje, beestje. Die vormden natuurlijk een groot deel van de dag maar daar draaide ons samenzijn niet alleen om.
‘Vertel eens wat over Het Zoutpad’, vroeg ik, want ik wist dat op iedere bladzijde minstens een opmerking stond die een overweging waard was. Als voorbeeld sloeg ik het boek open op blz 96 en wonderlijk genoeg stond daar net een uitspraak van de fysicus en kosmoloog Steven Hawkings:’Het verleden vertelt ons wie we zijn. Zonder dat verliezen we onze identiteit’. Daarmee nam het gesprek een ouderwetse loop van gedachten en haarkloverij, waar het de taal betrof, en wentelden we ons in een ervaring, die ons beiden veel voldoening schonk. Dat was precies de bedoeling.
We wandelen samen verder op het pad dat we zijn ingeslagen, soms een stap achteruit om de draad weer op te kunnen pakken en die wetenschap voelt zinvol en verrijkend. Laat ons maar schuiven. We komen er wel.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.