Overpeinzingen

Tot maar even later

Inmiddels hebben we tijd en afstand overbrugd en zijn we met de nieuwe witte veilig aangekomen in ons zonnige andere thuisland. Het reizen ging voorspoedig op een dieet van drop en mueslirepen met af en toe een snelle stop bij het benzinestation of een klein wegrestaurant. De eerste waren eigenlijk al te druk. Als je een tijd zonder mensen om je heen bent geweest, raak je aan de stilte en de rust gewend en is de drukte van meer en anders al gauw teveel.

Bij het laatste fijne restaurant waar we waren, een bakkerij met de meest heerlijke taarten en broodjes, behoorde een sanitair bezoekje dat prompt verstoord werd door een oorverdovend lawaai. Een loeiende sirene ging af en ik was er de oorzaak van. Een bordje naast een deur gaf het overbekende logo weer, van waar ik moest zijn, maar dat er een heel klein pijltje onder stond naar twee deuren verderop had ik niet gezien. Er zat een kastje onder de klink, maar ik dacht dat het de automaat voor het geld was. Ik drukte de klink naar beneden en verstarde. Een schel hoog gillend geluid zorgde ervoor dat ik van schaamte in de grond wilde zakken. Verkeerde actie, begreep ik. Het personeel was lief, maar het duurde nog zeker een kwartier eer het geluid verstomde. Geen boze gezichten gelukkig.

Het hotel bracht een domper op de voorspoedige reis, want men had de kamer slechts voor een persoon gereed gemaakt. Foutje van de collega, natuurlijk. Parkeerplekken waren ook een probleem. Het hotel ging aan haar eigen grote succes ten onder. Te weinig personeel, dat aan wisseling onderhevig was, teveel klanten. We moeten gaan zoeken naar iets kleinschaligers, want dit is te lastig voor alle volgende keren. We hebben al wat gevonden, maar moeten wachten op de goedkeuring.

Nu zijn we hier en genieten van de wijdse blik op deze Westerse wereld. Daken met boompartijen erachter, rondvliegende kauwtjes en duiven, nog geen vogeltje gehoord trouwens, koffie op bed en schrijven op de ouderwetse manier. Beneden staan de grote planten overal en het is een complete jungle. Hier en daar heeft er een te veel water gehad, maar er is goed voor gezorgd. Natuurlijk mis ik de mauwtjes van Pluis bij aankomst, haar zachte velletje en poezenstaart tegen en om mijn benen.

We hebben een hele boodschappenlijst van dochterlief ontvangen om mee terug te nemen. Aanstaande zondag staan ze op de stoep in Verweggistan. Appelmoes, hagelslag en pindakaas staan bovenaan, naan en bawang goreng, tandpasta voor de kleine stoere dame, boeken en alles voor een heerlijk pitahbroodje met vega-shoarma en er komen nog boodschappen bij voor de vrijwilligersorganisatie, waar ze na hun bezoek aan ons naar toe gaan. Zij zitten in Budapest.

Het weer is prachtig hier, maar deze week zou het ook daar heel mooi worden. Vrijdag konden we gelukkig nog een keer alles maaien en in de vroege ochtendzon heb ik nog wat foto’s geschoten ter afscheid. Dag lief huis, dag lieve tuin(land noemt lief het), dag fijn atelier, tot maar even later.

Overpeinzingen

In variatie op een thema

Juist op hemelvaart, als je ze nodig hebt, kraaien beide hanen niet. Maar om vier uur was ik al klaar wakker, dus gaf het niet. Bovendien hadden we met dit gure weer niet de intentie te gaan dauwtrappen. Mijn moeder was trouw in dat soort tradities. Iedere hemelvaart trok ze er, weliswaar met de fiets, op uit. In het begin nam ze ons nog mee, maar later ging ze fietsen naar degene die het verst weg woonden. De Bilt, Nieuwegein of Houten. Er zat altijd iets lekkers in de tas en de koffie was voor onze rekening. Amelisweerd was ook geliefd of wandelen langs de Kromme Rijn over het jaagpad aan weerskanten, de ene kant heen, de overkant voor terug.

Natuurlijk namen we de gewoonte mee naar onze eigen gezinnen. In alle vroegte de warme kinderlijfjes uit hun bed pellen, voor en achter op de fiets en karren door het doodstille Jutphaas, waarheen de wielen ons maar brengen wilden. In de tas zat het ontbijt. Met vier was dat te ingewikkeld. Nu kwam de auto om de hoek kijken maar daarmee kalverde het echte dauwtrappen af. Als je niet de stilte ervaren kan van een dorp in diepe rust en de eerste zonnestralen op je snoet dan is de beleving minder intensief.

Uit die begintijd stammen ook de fietstochten langs de kersenboomgaarden. Rode tong van de zoete meikersen, oorbel aan je oor met de tweelingkers en ergens, waar dan ook, vlekken in je kleren en steevast een bruine zak vol heerlijkheid mee naar huis. Soms viel de hemelvaart samen met de oogst. Ergens is me ontschoten of we dat vaak gedaan hebben. Het zou even zo vrolijk kunnen dat we maar een of twee keer op zo’n tocht zijn gegaan en dat het diepe indruk heeft achtergelaten, waardoor de frequentie er automatisch bij gedroomd werd. Alleen ging ze later wel trouw elke hemelvaart.

Gisteren heeft lief trouwens de arme dichtgegroeide fluweelboom voor het grootste gedeelte bevrijd. Dat bezorgde de boom en mijn gemoed een hele verlichting. Ik kreeg het al benauwd als ik al dat dichtgegroeide struweel zag. Nu mocht er weer licht en lucht tussen de stammetjes stromen. Zo fijn. De Wisteria had zich als een liaanplant om elke tak geslingerd. Door de starheid en de zwaarte zou de boom zelf bij een beetje stormwind afknappen als een luciferhoutje. Bij toeval, omdat ik een andere naam zocht voor ‘fluweelboom’ die dus ook azijnboom wordt genoemd, ontdekten we dat ‘sumak’ de gemalen bessen zijn van een struik uit de fluweelbomenfamilie. Het is een heerlijk zurig kruid, dat ik vooral ken uit de Perzische keuken. Over de gekookte rijst gestrooid staat het garant voor een hemelse smaak. .

Het zijn hopeloze herfstdagen en vooral het gebrek aan blauwe lucht en zon zorgt voor een hang naar een warm huis, dikke truien, sokkenvoeten in de sloffen en hete koffie of thee in de kom. De vrouw in het boek van Jaap Robben drinkt vooral anijsmelk. Iets wat bij die nostalgie van het dauwtrappen hoorde. Dat heb ik jaren gedaan. In de kast stonden altijd drie langwerpige doosjes de Ruyter anijsklontjes. Mijn moeder bezwoer dat je daarna sliep als een roosje. Ik vond het alleen maar lekker. Sinds de kinderen sliep ik in de nacht matig, niet alleen door hen, maar ook te wijten aan de nachtdiensten, 7 nachten op, 7 nachten af, die ik na de opleiding een lange periode gedraaid had. Bovendien hoorde ik in die dagen elke zucht en elke kraak.

Nu horen mijn dove oren alleen nog selectief. Tussen de hoge pieptonen, die er altijd zijn, klinken alleen de uitzonderlijke geluiden nog door, afwijkend in frequentiehoogte van dat wat er altijd is. Ik negeer het geluid aan de binnenkant. Dat is noodzaak, anders wordt je horend gek. Zo voegen we ons langzamerhand naar de kwalen, die zich in het geniep aandienen. Als je ze niet kan verslaan, dan moet je ze benutten, in variatie op een thema.

Overpeinzingen

Kan ik het even stilzetten, die tijd

Lieve oudste dochter is jarig en ik kan het niet helpen, maar vannacht gleed ik naar 17 mei 1980, waar alles me helder voor de geest stond, vanaf de eerste aankondigingen van haar komst tot aan de nacht na de geboorte, waar ik bibberend van de naweeën en met onrustig trillende beenspieren in het hagelwitte ziekenhuisbed in het oude Antonius lag.

De gynaecoloog ontpopte zich gedurende het hele proces als een norse man, die. niet graag zijn zaterdagavond met bijbehorend slaapje wilde laten schieten en zeker niet voor een vrouw die niet eens de moeite had genomen haar hulpeloze voeten, die over de beensteunen bungelden, grondiger te wassen.

Koesteren en loslaten

Hoe kon ik hem uitleggen dat het een van die dagen was dat nestdrang aan mijn energie had getrokken en ik met de dikke buik de tuin was gaan ontginnen. Er is niets meer ontspannen dan wroeten op je blote voeten in troostrijke aarde, als die eigenaardige borreling daarbinnen, dat zachte gekriewel, bescheiden maar onmiskenbaar getrek, al een onbewuste aankondiging waren. Pas tijdens het koken ‘s avonds, het was mijn beurt om te koken voor onze woongroep van vier personen, kwamen de weeën toch snel op gang en na het eten liepen we het ziekenhuis binnen, met in de haast gewassen en derhalve niet volledig schone voeten. Ik had mijn India-jurk aan en de aanstaande vader had al zijn sieraden in zijn oor, terwijl zijn haar sluik en lang naar beneden hing, in de ogen toch wel een verwilderde blik. Wat stond ons daar te wachten.

Dokter kwam met wapperende witte jas binnenstuiven om na een constatering van een beginnende ontsluiting even haastig weer weg te vliegen. Daar lag ik, overgeleverd aan een avondzuster die nog nooit van haar leven een primi para met een stuitbevalling had meegemaakt, toen er tot overmaat van ramp een fikse weeënstorm volgde, die zorgde voor een bliksemaankondiging van die kleine dappere daarbinnen. Halsoverkop werd dokter met dezelfde vaart teruggeroepen. Norsig, uit zijn slaap gerukt of misschien wel uit zijn spannende detectiveserie vandaan, deed hij zijn werk. In ieder geval werd er geen woord teveel verspild. Zuchten, persen, zuchten. Mijn gedachten vlogen uit de bocht. Wat maakte ik nu in vredesnaam mee, geen controle meer, een lijdzaam ondergaan en dan oerkracht, energie een vrouw eigen op dit moment supreme. Daar was het wonder. Dat er nog meer moest komen werd vergeten in het onpeilbare geluk, de opluchting, de blijdschap, dankbaar om het stoppen van de razernij der spieren. Ze was er eindelijk, 4000 gram schoon aan de haak, stuitbevalling, krijsend het leven omarmend zoals het met de eerste kreet van levenslicht en lucht betaamd.

In het boek van Jaap Robben: ‘Schemerleven’ is er sprake van zwanger zijn, bevallen, en het is verbazingwekkend hoe hij een en ander heeft weergegeven . Hij heeft vast een goede muze gehad, die hem de intiemste details kon influisteren. Bewonderenswaardig is het hele boek, dat over een vrouw gaat compleet met haar emoties en gedachten, de intiemste belevingen. Dat schoot er vannacht allemaal door me heen, toen ik weer even een werd met dochterlief op afstand. 43 jaar geleden is het nu en toch zijn het gebeurtenissen als de dag van gisteren. Dat betekent dat ik dat aantal jaren bij kan tellen. Het gaat soms zo geweldig snel. Waar zit de handrem? Kan ik het even stilzetten, die tijd?

Overpeinzingen

Dan valt de wereld in beelden uiteen

Het is koud en regenachtig. Geen weer om behaaglijk op het terras te zitten of buiten aan het werk te zijn. Alles is drijfnat. Zodra je onder de morellen en de kersenbomen loopt in de tuin, vallen er ijzige druppels in je kraag en glijden tergend langzaam de kou naar binnen.

Vanachter het glas kijken we op het huilende groen, de druif met haar vele trossen straks als een stille belofte, de bevrijde Hosta’s die glansrijk de regen vangen in hun grote bladeren, de dappere Allium, stralend wit en nu enig in haar soort. Roos scoort hoog met twee knoppen in een welhaast verdwenen struikje, de Pioenen staan op barsten. Wat me brengt bij het lied ‘Mooi’ van Maarten van Roozendaal, een ode aan de heerlijke lente, het seizoen van hoop en beloften. Alles is wat later door de grilligheid van het weer, een winterkou die niet echt winter was, maar toch te lang lage temperaturen met zich mee bracht.

In de familie-app foto’s van een zonnig Zeeland waar zoonlief met de kleine krullebol, de Benjamin en hoogzwangere schone dochter(Het tiende kleinkind alweer)zich vermaken op het brede zand van Breskens. Ze lachen en ik hoor ze daadwerkelijk schateren ook al zijn het geen filmpjes. De herinnering van een klank, die zich ongevraagd maar op welgezette tijden kan aandienen.

Met moederdag dacht ik aan de stem van mijn moeder. Er zijn nog drie cassettebandjes in mijn bezit, waar die op te horen is. Soms klinkt tussen mijn oren ineens mijn moeder door in een opmerking die ik op een filmpje maak tegen de kinderen of kleinkinderen. Vooral bij dat laatste. Soms spreekt ze me toe in een droom maar doorgaans is dat woordeloos met veelzeggende gebaren en een allesverkondigende blik. Die stem van mijn oma ben ik kwijt, maar van opa herinner ik me een vrolijk gebrom als hij meetikte op een vermeend ritme van een lied, terwijl de radio een andere keuze had gemaakt. Mijn vader zijn stem herken ik als geen ander in de vele herinneringsstemmen. Bars of juist heel vrolijk, op feesten met een vet Bargoens accent, er was een vrouw met zo’n lip, er was een vrouw met zo’n lip, etcetera. Vrolijke ogen, glinsterend en ondeugend als van Johny Kraaijkamp, terwijl hij zijn lip in de meest scheve standen trok. Die vrouw moest een kaars uitblazen, wat natuurlijk niet lukte. Boos of blij.

We hebben eerst even de boodschappen gehaald. En de Groene van vorige week was er eindelijk met spannende wat-als-verhalen over de Turkse verkiezingen, die nu al achterhaald schijnen te zijn.

In de avond is er ruimte voor een crimi. De serie die we nu kijken is gruwelijk spannend, maar houdt onze aandacht zo vast, dat we ons er niet los van kunnen rukken. Op de heftigste momenten gaan we iets inschenken of de luiken dicht doen, omdat we er allebei niet meer zo best tegen bestand zijn, dat nodeloze brute geweld. Zijn we sentimentele oude dwazen geworden, of hebben we te scherp gezien waartoe het leiden kan. Niet voor niets stemde ik vroeger al PSP. Het speuren naar oplossingen is natuurlijk de drijfveer om toch te blijven kijken. Spanning is nodig om te kunnen ontladen, ik droom er niet over. Denk maar aan de niets ontziende sprookjes van vroeger. Alleen van Blauwbaard had ik nachtmerries, een wolf meer of minder, daar draaide ik mijn hand niet voor om. Natuurlijk opende je met gemak een buik, haalde er kinderen of geiten uit en gooide hem weer dicht. Geen enkel probleem. Iemand die ook nog wel eens kwam stoken was die heen en weer springende lelijke dwerg van Rozerood en Sneeuwwitje, die vastzat met zijn baard. De kinderen waren doorspekt van goedigheid, maar hij gaf ze boosaardig stank voor dank in een scheldkanonnade die er niet om loog. Waarschijnlijk had ik de voorstelling in mijn hoofd nog gruwelijker gemaakt dan de plaatjes in het grote Grimm-boek. Zo zie je maar. Als je ouder wordt dan valt de wereld in beelden uiteen.

Overpeinzingen

Waar een kleine wereld al niet groot in kan zijn

Lijster vliegt druk heen en weer, vanuit de grote spar naar de andere bomen of ze trekt hier en daar een pier uit de grond. Ik moet dan altijd denken aan die grappige illustratie uit een van mijn kinderboeken in de groep over een worm, waar onder de grond aan het arme dier getrokken werd door een mol en boven de grond door een druk wroetende kip. Ze schoven het beestje heen en weer, de ene keer stak er een lang stuk boven uit en dan aan de onderkant. In de aard een koddig gezicht als het een draadje was geweest. Pier valt in stukjes uiteen ben ik bang, maar dat kan zomaar weer aangroeien. Ik was vergeten welk boek het was of om welk kippetje het ging.

Gisteren was het huilen met de pet op qua regenval. Ons enige uitje was het boodschappen doen in Szigetvar, waar het erg rustig bleek omdat mensen toch waren weggebleven om de nattigheden. Een snelle tocht door de inmiddels vertrouwde winkel en weer terug. Dan maar uitgebreid koken. Zo’n dag was het vooral. Vorige week had ik de verleiding van een klein potje ansjovis met kappertjes niet kunnen weerstaan. Nu had ik pasta bedacht, met pesto, de gevulde ansjovisjes, olijven, ui, knoflook, kastanjechampignons en kaas. Voor ze in de geurende saus konden worden geroerd was het potje visjes al half leeg. De heerlijke combinatie van zout en zuur was niet te versmaden. Smullen geblazen.

De hele dag was het druk geweest met apps en telefoontjes. De kinderen wilden even een korte telefoonknuffel geven op moederdag. Heerlijk om iedereen en alles te zien. Dochterlief en co hebben vanuit de kust van Kroatië een uitstapje gemaakt naar Bosnië/Herzegovina. Daar zitten ze een nachtje in een hotel. De caravan bleef aan de kust. Als ze terug zijn, zakken ze af richting onze stek.

Zon probeert dapper door de dikke grijze deken heen te prikken.. Nu het wat helder wordt zijn de druppels aan de druivenranken kleine opsekopse wereldjes. Met de macrofunctie komen ze prachtig in het vizier. Toevallig leest lief het boek ‘De botanische revolutie’ van Norbert Peeters, over de beschouwingen en de eigen tijd van Darwin. ‘In een notendop’, geeft hij aan, ‘Maar boeiend’. Onder de vijg schiet eindelijk de Oost-Indische kers omhoog. Hoera, straks hebben we bloeiers. Een ander mooi foto-object is de tak die afgescheurd is van de fluweelboom, een fleurige tekening in ringen herbergt de bast en aan de buitenkant tieren de korstmossen welig.

Op school hielden de kinderen en ik buiten hele ontdekkingstochten. Binnen de groep zijn er altijd een paar nog meer geïnteresseerd in de wereld van de bescheiden natuur. Het zijn zij die met hun neuzen op de grond liggen en speuren naar pissebedden, mieren, slakken, wormen, kevers, lieveheersbeestjes en spinnen. Als hulpmiddel hadden we de vergrootpotjes, maar ook zwart karton om de slakken hun sporen te laten trekken, wormenhotels om te leren hoe de wormen hun gangen groeven, kaars en ecoline om een glinsterend spinnenweb te toveren. Tussendoor weefden we de verhalen, waardoor het rijk van de kleine beesten een dwaaltuin bleek te zijn, waar hele spannende avonturen konden plaats vinden. Zaak is wel. dat je als volwassene zelf ook met je neus op de grond gaat liggen en bij elke ontdekking er een vervolg op zoekt, bijvoorbeeld door de juiste vragen te poneren.

Als het de tijd was van de vlinders werden er de prachtigste nieuwe creaties bedacht in vetkrijt en verf. Een enkele keer hielden we een pop in het herbarium om te kunnen zien hoe ze zich zou ontvouwen als de tijd rijp was. Het bleef genieten voor ons allemaal. Waar een kleine wereld al niet groot in kan zijn.

Overpeinzingen

Wat wil een mens nog meer

Vandaag viert Nederland moederdag. Het is een wonderlijke feestdag. Wij hanteerden de stelregel dat op alle dagen en wel 365 in een jaar het ouder-zijn mag worden gevierd, of de kind-van-je-vader-en-je moeder=dag of Opa-en-oma-dag of familie-dag of dag-van-jezelf-dag. Op school werden er ook geen papieren stropdassen, zeepdoosjes, zelfgemaakte bloemenvaasjes van klei gemaakt. Toen de wereld werd vergroot met digitale middelen, gingen we over op kinderen die hun eigen foto’s schoten, eventueel voor die dag maar even zo vrolijk voor om het even welke dag dan ook. De historische wortels waren sowieso een obstakel, Hitler trok moederdag op zijn edel-arische niveau en de commercie vierde ook hoogtij met zulke dagen. Roeren in de soep en er zelf chocola van maken, in hartjesvorm zo je wilt.

Gisteren was het de dag van de noeste arbeid voor ons. De wildernis voor het huis moest eindelijk worden aangepakt. Het liep langzaam maar zeker uit de hand. Het gras schoot op tot dijhoogte en de taxusstruik groeide uit tot een wirwar van stekelige staketsels, zowel in de lengte als de breedte en een vlier had zich er spontaan en dapper doorheen gevlochten. De drie bomen hadden we vorig jaar al gesnoeid. Lief wilde de bloemetjes laten staan, maar dat waren die kleine wildgroeiers, de smeerwortel, de boterbloem, ereprijs, fijnstraal en rolklaver en op de een of andere manier vielen ze meer uit de toon, toen al het gras er tussenuit was getrokken. Enfin een schoonheidsprijs krijgt het niet met de ontstane kale plekken. Het moet maar weer gauw een tikkie aangroeien.

Het grassige deel aan de overkant van de geul, die het hemelwater af moet voeren, knipten we met de hand. Dat leverde meewarige blikken van de buren op, die dat maar een barbaarse methode vonden. Zo deden ze dat vroeger, maar toch niet in deze tijd en toen ik met mijn damesmaaiertje op de proppen kwam, dachten ze echt dat we met jeugdige overmoed iets wilden bereiken. Dat zou toch helemaal niet werken,lieve kinderen. Ondertussen zijn we ongeveer even oud of nog ouder hoor, daar niet van. Hoe ouder, hoe gekker.

Voordat ik besloot om mijn maatje, die daar voor aan het zwoegen was, uit de brand te helpen, had ik nog een oefenportret gemaakt in de Datsja. Buiten riep de wielewaal en volgens mijn app was er ook een torenvalk in de buurt. De zon was toch gaan schijnen ondanks de alarmerende berichten over heftige buiigheid die komen zou. Alle omstandigheden waren gunstig. De olieverf op waterbasis bevallen mij en mijn longen bijzonder goed. Ik hou het op die manier veel langer uit. Met een luchtige toets, goede observatie van de tussenruimten en vrij naar inzicht durf ik los te gaan. Resultaat van jaren oefenen en je neus stoten. Branden en op de blaren zitten, alles om je eigen stijl te vinden. Bij de een komt dat vanzelf, bij de ander gaat dat moeizamer, maar de volhouder wint.

Vandaag komt de regen met bakken uit de lucht zetten en prijzen we het geluk om de dag er voor te hebben gekozen voor het grove werk voor. Met deze nattigheid kan er absoluut niet gemaaid worden. Helaas ziet het er voor de hele week niet zo best uit, terwijl het wel groeizaam weer is. De grassprieten ruiken hun vrijheid en veren op. De ene sierui, die ik eigenlijk al de hele groei met afdrukken van de verscheidene ontwikkelingen volg, bloeit nu bijna optimaal. Volgens lief stonden er veel meer, maar die zijn langzamerhand verdwenen. Dat deze de winterperiode heeft overleeft komt door de zachte winters, vermoed ik.

Vandaag blijft het bij het betere denkwerk. Lezen, schrijven, schilderen, mijmeren en hier en daar een boodschap. Een dag van zondagse rust. Wat wil een mens nog meer.

Overpeinzingen

Een gerustgesteld gemoed

Na de regen die met bakken uit de lucht kwam vallen gisteren en alles schoonspoelde wat het nodig had, verschijnen er nu tussen het grijze grauw af en toe een paar zonnestralen die onmiddellijk, alles wat lente is, doet opgloeien en bloeien.

Lief vroeg of ik de weg naar Ecseny wel aandorst tijdens dit waterballet. Natuurlijk, wat hier valt, valt daar misschien niet en omgekeerd. Het lag op 79 km afstand, niet zo ver van het Balatonmeer af. Hemelsbreed kan dat veel verschillen. De weg ernaar toe kent grote tegenstellingen. Naar Kaposvar toe zijn de wegen vol hobbels en dien je het stuur stevig in handen te houden, vooral met de vele bochten en het klimmen en dalen als moeilijkheidsgraad. Het gejakker van sommige locals kan ronduit irritant zijn als ze op je bumper blijven kleven tot er een recht stuk weg zich aandient. Hoe hard je ook rijdt, ze willen er altijd langs of het nu toegestaan is of niet. Dan volgt de weg dwars door Kaposvar heen met al zijn stoplichten en het drukke verkeer. Daarna kom je op de ‘nieuwe’ weg. Een gloednieuw aangelegde racebaan richting Balaton met heerlijke wegen langs het glooiende en afwisselende kleurrijke landschap. Zachte dekens van fris jong groen en akkerbruin, afgewisseld met lieflijke dorpen tegen de heuvels geplakt of verscholen in het struweel waarbij alleen de kerktorenspits hun aanwezigheid verraadt.

Daarna moeten we het platteland op en daar begint de ellende. aanvankelijk is de weg nog een lappen deken, maar gaandeweg vallen er diepe gaten en kuilen in het sleetse asfalt en zigzaggend weten we de meeste te ontwijken, maar helemaal ontkom je er ook niet aan. De huizen van de lintdorpen zijn al even wisselend. Grote boerenschuren die leeg en vervallen de tand des tijds vertonen naast huizen op de heuvel, opgeschilderd met wat pastel, schuren en schuurtjes er tegen aangeleund, de houtstapels aan de overkant van de weg, wachtend op de barre winters, die hier net als in Nederland er eigenlijk niet meer geweest zijn.

Vriendlief had het hek al opengedaan, het laatste landweggetje, niet meer dan een bospad eigenlijk en de bevrijdende zwaai het erf op, een glad keurig glooiend gazon, de witte bungalow, deels totaal gestript en verbouwd, de eveneens witte garage met solide deur en de schuur in een vrij oorspronkelijke staat, maar tot in de puntjes opgeknapt.

We wilden bij hen op bezoek om dat de man des huizes net een zware operatie had ondergaan waarbij een tumor was verwijderd. Geen hele zware klachten, maar wel last. Een agressieve snelgroeiend celkluwen zat op een plek waar het niet wenselijk was. Ondanks al de bloedwaarden pas in volle omvang ontdekt tijdens de operatie. Door de ingreep had vriend een jas uitgedaan, maar het stond hem goed. De omgeving had er meer moeite mee dan hijzelf. Hij ging uit van het principe dat je er niets aan kon veranderen, dus er beter een vorm voor moest zien te vinden. Vrij laconiek. Zijn vrouw had het er moeilijker mee. Er waren tot nu toe steeds derden geweest om te helpen. In dit afgelegen gebied, ergens in het midden van nergens, is het lastiger om niet meer geheel mobiel te zijn.

Het gesprek ging voor een deel daarover, maar al gauw namen de wereldproblemen, hun anekdotes uit de landen waar hij consul was geweest, prietpraat, maatschappelijke betrokkenheid, verschillen tussen onze cultuur en hier, de prijsstijgingen, de overhand. Schilderachtige verhalen, doorspekt met onze herinneringen, niet minder schilderachtig maar op een heel ander niveau en toch gemoedelijk. Kopjes thee in het wedgwood servies, zelf gebakken cake en daarna koel helder water met citroen. De uren vlogen om. Tijd om te vertrekken en hen achter te laten met een gerustgesteld gemoed.

Overpeinzingen

Een klein paradijs

Hanengeschrei hoort er bij. Tenminste hier, terwijl we in ons eigen warme nestje liggen, worden we steevast elke ochtend gewekt door de twee hanen, een aan de linkerkant en een aan de rechterkant. Twee die ons wekken, in variatie op een thema. Ik doel op dat liedje over de waakzame engeltjes in de nacht, iets van heel lang geleden toen God nog op een gouden troon zat en trompetgeschal de hemel kleurde.

Vannacht moest ik ineens op zoek naar kanten bloesjes. Iedereen in de straat moest een kanten bloes aan, dat was de ‘dresscode’. Een gegeven dat vooral de laatste tijd in mijn omgeving op sluipersvoeten wordt gehanteerd. Voor de bruiloft van de broer van lief luidt het ‘casual smart’. Daar kan een mens wel alle kanten mee op. Het mag slordig slim zijn of functioneel slim, als je de vertalingen mag geloven. Officieel is het woord casual, casueel en dan weet je nog niets.

Dan duikt het dilemma op van de keuze. Wat doen we. Rijden we naar Pecs om ons in het winkelende stadsgewoel te storten of duiken we de kledingkast in op zoek naar een passende combinatie. Ik kies voor het laatste en kom tot de verrassende ontdekking dat er meerdere casuals in de kast hangen. Haha, kwestie van goed combineren. De of-white culotte met de wijde zwarte flodderjurk en het lange vest in dezelfde kleur als de broek werkt fantastisch en het groene enkellange hes, ooit in een opwelling uit een rek getrokken maar nooit aangehad blijkt met een beetje bloes erbij ook een fantastische mogelijkheid.

Het enige wat nog roet in het eten kan gooien is het weer. ‘Laagjes, laagjes’, zingt mijn moeder op de achtergrond en zo is het. Het vest kan uit, dan zijn er nog wat bleke betjes als blote armen, maar met de zwarte sjaal valt er heel wat te draperen en te bedekken. Lief heeft nog een mooie lichte zomerbroek en een prachtige donkerblauwe denim bloes, met een t-shirt eronder is hij het baasje. Hij moet sowieso om mijn gedub lachen. Als het maar lekker zit, toch.

Dochterlief belde om afspraken te maken over hun komst. Daar hebben we allebei heel veel zin in. Ze zal een lijstje maken van artikelen die we meenemen vanuit Nederland. Er zijn pas dingen die je echt gaat missen als je ze in de schappen van de supermarkten, ook al dragen die dezelfde naam als in Nederland, niet kan vinden. Belegen kaas bijvoorbeeld, drop natuurlijk en stroopwafels, maar ook de vegan-en-de-toko producten, al kom je met Japans nog een heel eind. Maar misschien ook tekenbladen en tekengerei, zeker een aantal boeken en nog zo wat.

Lief ‘breidt’ verder aan zijn paadjes. We maken een dwaaltuin, overal verschijnen geheimzinnige doorgangen, tussen de kleine fruitbomen, langs de schaduwtuin, voor de bellen van de hop langs, over het citadel en langs het bastion, om de dame heen, die straks hopelijk met haar voeten in de Oost-Indische kers staat. Natuurlijk mogen daar de dwaallichten niet ontbreken. Er zweeft een verhaal doorheen, dat straks vanzelf gestalte krijgt als de kinderen hun eigen salamander-speurtocht inzetten of als de kleine filosoof zijn plannen gaat uitvoeren om alle dieren die hij tijdens de reis tegen gekomen is, te boekstaven. Er kan zo maar eens een dwaallicht op eigen houtje gaan dwalen en wie weet wat die allemaal tegenkomt. De verrekijker ligt al klaar en voos fruit gaan we vast en zeker gebruiken om de vlinders mee aan te trekken. Er zijn hier zo veel soorten. Van oranje-tipje tot de koningspage en zijn koningin. Onder de bomen vallen juveniele kers en morellen, als die straks wat rijpen brandt het los. Een dwaaltuin met vlinders en vogels, salamanders en slangetjes om Freek Vonk te mogen spelen. Een klein paradijs.

Overpeinzingen

Een uitgelezen moment

Er waait een nogal straf windje, dat de temperatuur meteen doet zakken naar nazomerse temperaturen. Warm aankleden dan maar en vroeg op pad voor de boodschappen. De scheve fluweelboom moet verder om en dan is het prettig om achter elkaar door te kunnen gaan en niet onderbroken te worden door een uitstapje. De berichten van dochterlief en co vanuit Kroatië zijn heerlijk. Even waanden ze zich in het paradijs in Istrie, parel in de Adriatische zee. De foto’s zien er uitnodigend uit. Dan te bedenken dat het maar vijf uur rijden is vanuit hier. Op de lijst van te ondernemen pleziertochten wordt ze vol verve bijgeschreven.

Toen ik naar de datum keek bedacht ik me dat het morgen, de twaalfde mei, de dag van de verpleging was, goed voor een gratificatie of een feestelijk accent bij mijn vroegere werkkring. Het brengt me even terug naar het Academisch ziekenhuis in Leiden, waar lief zijn opleiding volgde tot arts en waar ik mijn stages liep in de verpleging. Urologie, KNO, Longafdeling, Neurologie, Gynaecologie en Klasse Intern waren mijn leer-plekken. Lief en leed werden steeds meer onderdeel van mijn bagage. Langzaam maar zeker raakte ik vertrouwd met wat voorheen taboes waren en overwon de betrekkelijke preutsheid van de mens in al haar naaktheid. ‘Knopjes/knieën scheren’ was een van mijn eerste opdrachten als jonkie. Van borst tot de knie moesten alle haren weg uit hygiënisch oogpunt voor een operatie, daarna kwamen de mensen, nog diep in slaap, weer terug met een huid die in lapjes okergeel was opgedeeld en waarover geheimzinnige zwarte strepen waren getrokken. Ik had nog nooit een ander lijf dan lief aanschouwd. Even slikken en er overheen stappen, stoïcijns alsof het de gewoonste zaak van de wereld was en anders hielpen je door de wol geverfde collega’s wel een handje, door grappen uit te halen waarbij het schaamrood soms naar de kaken steeg.

Ooit heb ik alleen mijnheer pastoor links laten liggen toen ik hem tegenkwam in Overvecht. Dat kon ik niet aan zijne vermeende heiligheid verkopen, vond ik. Een exparochiaan die hem in volle glorie zou aanschouwen. Bovendien kon ik dat zelf al niet aan.

Leiden was bijzonder aangenaam als opleidingsinstituut. Destijds nog betamelijk kleinschalig, maar wel met mensen met de meest interessante aandoeningen vanuit het hele land. De zelfstandigheid was vergeleken met de streekziekenhuizen aanmerkelijk groter. Ik was dan ook echt een academische zuster en gewend om meer of minder een stem in het kapittel te hebben en zo zelfstandig mogelijk te handelen. In ieder geval werden we gehoord, zeker op de opleiding. In de praktijk wilde het daar nog wel eens aan schorten en op klasse intern vond ik het verschrikkelijk, omdat de hiërarchie er hoogtij vierde en we geacht werden te gaan staan als de professor de overdrachtspost binnenkwam. Zuster Veerman met haar haviksblik zwaaide de scepter en niets, geen enkele vergissing van onze kant, ontging haar. Ze had de gewoonte om dat ter plekke op te merken. Dubbel vervelend voor het slachtoffer dus, te weten mijn persoontje en de patiënt. Dan stond ik daar iemand tegen te houden bij het omdraaien in bed en schitterde de steek haar vanaf de grond tegemoet, iets wat ten strengste verboden was. Op zo’n moment snerpte ze je naam en keek je aan met blikken, alsof je de patiënt onachtzaam linea recta op de grond had doen belanden.

Ach ja, mooie mijmeringen en de moeite waard om er bij tijd en wijle stil bij te staan. Hoe anders het was in die dagen dan nu volgt een andere keer. Steeds minder vaak liepen we tussen de middag zelf het eten voor de mensen op te scheppen vanuit de gaarkeukenpannen op de kar. En er waren meer van dat soort anekdotes. Maar wie wat bewaard die heeft wat.

De Javaanse jongens zijn klaar geloof ik. Ik zal ze ophangen dan kan ik ze monsteren. Vaak ontdekken we dan nog het een of ander. Niets meer aan doen zegt lief, maar ik zie altijd wat. Het boek schemerleven van Jaap Robben is bijna uit. Bij deze temperaturen is het een uiterst geschikte dag om te gaan lezen. Dan moet de biografie van Kuipers er ook eindelijk verder aan geloven. Een uitgelezen moment.