Een gat in de, anders zo productieve, ochtend geslapen. Daarna overviel me een filosofische vraag waarop een vrije gedachte als antwoord van iemand anders. Daar moest ik over peinzen, terwijl Lief weer terug in dromenland dook. ‘Hoe ga je om met tegenslag’. Een antwoord hierop was, dat het vooral de kunst was om de juiste vraag te stellen. Het is waar. Als je de eerste als stelling neemt, geeft ze mogelijkheden tot antwoorden van onjuist tot juist. Dat is niet wat je eigenlijk wil. Hoe verwerken we tegenslag is een betere vraag. Geen oordeel, maar slechts constatering van feiten.
Wat je bezig houdt, bepaalt wat je opvalt, lees ik ergens anders op haar site. Aan het eind van een sessie geeft ze een vraag mee naar huis, niet om het antwoord te vinden, maar om gedachten te leiden naar iets anders dan wat normaliter de aandacht gevangen houdt, indachtig het spreekwoord ‘Alles komt in drieën’. De zwangere vrouwen die je ziet als je zelf zwanger bent, de piano’s die langs komen omdat je er zelf een wil kopen. Dit speelde zich al af lang voor algoritmen je in de schoenen werden geschoven. Er was nog geen bereikbaar internet voor iedereen in die dagen en toch vlogen de algoritmen je om de oren, omdat je er zelf door geleid werd.
Tegenslagen vallen om te buigen, iets in de orde van grootte als ‘tel je zegeningen’, nog zo’n wijsheid uit de oude doos, die de laatste tijd heel vaak opengaat. Opmerken wat je niet hebt, blokkeert, zien wat er wel is opent mogelijkheden en daarmee misschien wel een weg. Soms is de overmacht te groot, dan heb je maar te volgen, maar zelfs daarin kan een eigen keuze besloten liggen. Ik blijf nog even verder peinzen zeker in het licht van een oorlog, die weinig ruimte biedt voor het persoonlijke denken.
Gisteren na een ochtend van lezen en een betrekkelijke rust, was de tuin toch weer aan de beurt. Een literaire aanpak dit keer van ‘The three Willows’ op het grensgebied aan de rechterkant. Wat opviel was de stilte alom. Geen mens te zien terwijl er toch diverse auto’s aan het begin op het parkeerterrein stonden. Er werd gestookt, dat roken we dwars door de frisse lentelucht heen. Hoentjes in de sloot en een woerd en zijn vrouwtje maakten zich op voor een lentelang samenzijn.
Lief had zijn spieren gestaald na de vorige sessie en was er klaar voor met handzaag en takkenschaar. Ik zou de tenen van de zijtakken ontdoen en ruimen. De kale tenen achter onze hut en de kleine takken op de ril aan de linkerkant, als scheidslijn tussen mij en buuf. Geen trapje in de buurt dus een extra moeilijk obstakel om de vrij hoge knoesten van hun takken te ontdoen.

Hoe was dat verhaal ook al weer, mijmerde ik intussen, terwijl de handen rustig door gingen met hun werk. Met dat ik het dacht, wist ik dat ik me vergist had. Het boek droeg niet de titel The three Willows, maar ‘The wind in the Willows’ met rat, mol, das en pad, iets wat in het Engels vanzelf al literaire aspiraties met zich mee zou brengen, al was het maar op het geluid van het suizen en fluiten van de wind door de wilgentakken heen. De dieren hadden allemaal een herkenbare karaktereigenschap; de verstandige intellectueel Rat, de bangerd Mole, de narrige oude Badger en de rijke, onvolwassen, maar immer vrolijke en sociale Toad. Met zulke karakters heb je binnen een mum van tijd een verhaal. Kenneth Grahame wist er in ieder geval in 1908 wel raad mee.
Oké, daarmee blijft het nog steeds een literaire tuin, al zijn de appelboompjes van Vasalis in wezen een scheefgezakte eeneiige tweeling, maar die krikken we wel weer op. Een trapje is geen overbodige luxe, want uiteindelijk is Lief faliekant door de stoel, weliswaar in slecht verkerende conditie, gezakt, zonder echter zijn evenwicht te verliezen. En dat was al een kunst op zich.
Een gedachte over “Een kunst op zich”
Reacties zijn gesloten.