Wat een verteller is die Jaap Robben toch. Wat aanvankelijk een heel herkenbaar verhaal lijkt, van een leven dat voor de voordeur van een bejaardentehuis blijft liggen, maar dat hij langzaam maar zeker mondjesmaat zo indringend ontvouwt, blijkt een levensgroot probleem van onze ‘tijd’ te behelzen. Stoppen met lezen is moeilijk, maar ik sta me mondjesmaat deze intrigerende verdwijnwereld toe.
Gisterenmorgen begon ik maar niet met lezen, anders waren we nooit richting Kaposvar gekomen. Door het trage tempo wat we ons hier hadden aangemeten, bleef de ochtend toch al in een kalm wakker worden en ontbijten steken. Maar om kwart voor elf waren we dan toch op weg. De route die we namen deed onze provincie Baranya vloeiend overgaan in Somogy, glooiende heuvels langs de kronkelende tweebaansweg, waar de bordjes de snelheid van het verkeer tussen de 40 en de 90 laveerde, maar waar voor de Hongaren zelf een andere snelheid gold, getuige de vele inhalers die langs suisden. Het zicht op het natuurschoon was als iedere keer indrukwekkend genoeg, harder wilde ik niet eens. We passeerden de vele lange lintdorpen met hun vriendelijke pastelhuizen, weinig tot geen vee in de weilanden, hooguit een verdwaalde kudde schapen hier of daar. Uitgebreide bossen met hun enorme bomen die halsreikend naar de hemel groeiden. Nauwelijks mensen langs de weg, voor een deel wel een fietspad erlangs, wat hier zeldzaam is. Fietsen is een ware kamikazetocht op de meeste autowegen.
We waren ongeveer om half twaalf vlak bij de overdekte markt, het doel voor deze ochtend. Een parkeerplaats was ruim voor handen binnen de zone echter, dus er waren forinten in munten nodig om in de parkeermeter te gooien. Helaas, ons beider portemonnee was leeg op een bedrag voor een kwartier na. Omdat een meneer had gezegd dat dat goed was voor een uur, hadden we het toch in het apparaat gegooid, enfin 15 minuten dus, te kort om naar de markt alleen al te lopen. De zoektocht naar een parkeerplaats buiten de zone duurde minstens een half uur. Bij aankomst in de grote hal van de deels overdekte markt bleek die al leeg en opgeruimd te zijn. Hier en daar was nog wat reuring maar we waren echt te laat.

Gelukkig had ik vanuit mijn ooghoeken gezien dat er beneden om de hoek nog een ingang was toen we er langsreden met de auto. Daar kwam op dat moment net een vrouw uit met een volgeladen tasje. We liepen er heen en warempel, daar bevond zich de groentemarkt nog. Gelukkig. Niet helemaal voor niets. Zo heerlijk, al die frisse kleuren bij elkaar. Een hal vol schildersgeluk.
We slenterden er over heen en waren dankbaar dat er ondanks het late tijdstip toch nog een stuk markt te genieten viel. Er waren nog veel meer laatgangers. De kraamhouders deelden in het gemak waarmee de laatste bezoekers de groenten keurden, bevoelden en hun bestellingen deden. Niemand kent haast. Dat maakt het leven zo’n stuk aangenamer.
Buiten knipperden we tegen het felle zonlicht. Geen parkeergeld hebben, belemmert, dan maar eens een tuincentrum bekijken aan de rand van de stad. We wilden nog een paar hortensia’s voor schaduwrijke plekken kopen, wie weet. Het bleek een grote bouwmarkt te zijn met een tuinafdeling en een hoop kitsch aan kippen en kraanvogels en geemailleerde andere staketsels om tussen de planten te zetten. Toen ik de vele kleine potjes geraniums zag, wist ik ineens dat we de oude geraniums hier in de hal moesten gaan stekken. Suf dat dat idee er niet eerder was. We kochten niets, maar keken de ogen uit.
In de grote goedkope supermarkt met mondiale inslag deden we de boodschappen. Daarna reden we terug naar Szigetvar, waar we bij de Tesco op onderzoek uitgingen naar vega-artikelen en warempel. Daar hadden ze ook een wat uitgebreider assortiment. Zoekt en gij zult vinden. De aanhouder wint.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.