Overpeinzingen

Hout genoeg

Dag van de Arbeid wordt hier nog steeds groots gevierd. Dat vertelde lief mij toen ik een man door de straat zag lopen met een grote boom over zijn schouder, versierd met repen stof. Een Meiboom wist hij me later te vertellen. De buren waren van de week al dagen in de weer met bosmaaiers, maaimachines en elektrische zagen. Het drammende geluid was af en toe te veel. Vooral die bosmaaiers zijn heftig. Gisteren viel het al mee en konden we in de late ochtend en vroege middag luisteren naar het gezang van de nachtegaal, die in een boom vlak voor de veranda van de Datsja zat en naar de anderen verderop, die in echo hun indringende trillers als antwoord lieten horen. Wat een prachtig geluid is het toch. Waarom ze ‘nacht’egaal heten is mij een raadsel. Ze fluiten dag en nacht.

Het was gisteren een dag der vondsten. Op weg naar de dame met de kruik spotte ik een jonge hagedis, die zich languit door de zon liet koesteren bovenop het lange gras. Het determineren van het geluid van de nachtegaal, die veel vogelgeluiden imiteert was twee en bij het boodschappen doen was er de ingeving om in Szigetvar een kleine Tesco in te lopen om te kijken of we daar misschien een tweede batterij voor mijn damesmaaier konden vinden. Warempel en meer dan één zelfs. Maar we proberen het eerst met twee batterijen, om te kijken hoe dat gaat.

Tussen het maaien door was er een wasje op te vouwen, het kleed van het terras te ontmossen, en nog wat Oost Indische kers te zaaien, terwijl lief de grond achter de dame met de kruik schoon spitte. Harde, onwillige, bijna onbewerkelijke leemgrond, die je flink los moet bikken alvorens er iets in te kunnen stoppen. Rijk aan mineralen maar een hoop werk. Maar nu staat ze dan toch eindelijk tussen de zaadjes en straks tussen de bloemen mooi te wezen, hopelijk.

Tijdens het zingen van de nachtegaal besloot ik haar te tekenen met een fineliner en wat aquarel. Helaas niet ‘en plein air’ want de kleine met al die noten op haar zang laat zich niet of nauwelijks zien, dan maar een foto, een statische nachtegaal. Maar wel de kans om haar kleurschakeringen te bestuderen. Nu weet ik waar ik op letten moet. In Frankrijk hoorde je de Rossignol voornamelijk in de avond en de vroege ochtend, ver weg, als ze over het stille dal haar liefde voor het leven floot. Zo’n prachtige naam, la Rossignol, maar misschien ben ik een beetje bevooroordeeld door de chansons van George Moustaki, die ik zo eindeloos heb beluisterd.

Het werk op het land vordert gestaag. Steeds meer terrein veroveren we alle drie op het lange gras, lief, ik en mijn damesmaaier, de reeën die nog steeds komen overnachten ten spijt. Straks zullen ze alleen nog in het bos op het achterland, het laatste stuk van het landgoed, verblijven. Maar zolang er lang gras te vinden is, blijven ze komen.

De grote zwarte hommel die ik nu al dagen rond zie vliegen, blijkt een blauwzwarte houtbij te zijn, de grootste in zijn soort en inderdaad vreet hij zich een weg door het hout heen, dus ook door de balken, de dragers van het dak van het terras. Dat liever niet, natuurlijk. We zoeken naar een diervriendelijke oplossing, want niet wij worden lastig gevallen, maar wij vallen de natuur lastig door haar te vormen zoals wij wensen. Dan heeft een beetje blauwzwarte houtbij recht op zijn eigen stuk natuur. Misschien kunnen we een vermolmde oude boom voor hem uitzoeken. Jammer dat hij daar niet automatisch zelf voor kiest. Hout genoeg.