Overpeinzingen

Schoenmaker, blijf bij je(eigen)leest

In de biografie over Dola de Jong wordt door Mirjam van Hengel verhaald van haar overpeinzingen, aan wat ze van waarde zou willen behouden wanneer er plotseling brand uit zou breken. Op aandringen van haar man zou ze zich eigenlijk moeten zetten aan de inventarisatie van haar huisraad. Ze denkt terug aan haar vlucht uit Nederland. Ze ging toen naar Tanger en van daaruit ging ze per schip via Portugal naar Amerika en nu zat ze aan de keukentafel, jaren later, en bedacht wat ze het allerbelangrijkste in haar leven vond. Wat ze mee zou nemen in haar twee armen op moment supreme.

Dat was op de eerste plaats haar zoon die al rond de veertig pond woog, En dan…Natuurlijk de dagboeken van haar jongste broer Jan, die in 1943 omgekomen was in Auswitsch en die vanaf zijn zestiende tot tien jaar later zijn illusies en gedachten heeft neergepend. Die dagboeken zou ze niet willen missen, maar verder mocht ‘de hele mikmak verbranden’. Ze beredeneerde dat het dan de derde keer zou zijn in haar leven dat ze alles zou verliezen, maar het was inmiddels geen verlies meer. Het liet haar onverschillig, zolang ze zoonlief en de dagboeken maar in veiligheid kon brengen. Hoe ouder je wordt, hoe makkelijker het lukt om los te laten.

Ik wandel in gedachten alles langs hier in huis en vind, net als zij, dat er maar weinig zaken zijn die er werkelijk toe doen. Ook hier staan de dagboeken bovenaan. Dagboeken van overleden personen zijn dierbare blauwdrukken van hun bestaan. Daarin krijgt de tijd gestalte. Ze zijn de stille getuigen van een uitgewist leven, maar wie er de moeite voor neemt om ze te lezen, rafelt bladzijde voor bladzijde contouren, vorm en geest van de scribent bij elkaar.

Dola, die samen met haar oudere broer na de oorlog de zaken van haar vermoorde ouders en broer doorneemt om te zien wat er geschikt is voor de veiling, verzandt in kleine, maar daarin zo grootse, memorabele voorwerpen uit haar jeugd. Ze komt aan in Amerika met een houten snijplank en broodmes van de Hema die altijd thuis werd gebruikt, een vaal bontje waarmee ze als kind op de foto stond, een koffiepot, een halsbandje van Moortje, een Chinese vaas met een stukje er af. Herinneringen die voor een ander van generlei waarde zijn, maar voor haar een stukje thuis, een stukje Holland, een stukje verleden betekende.

Dat kunnen we ons allemaal goed voorstellen. Al die kleine malle dingen, waar een emotie aankleeft waardoor ze bijna onvervangbaar worden. Gelukkig slaan we ze altijd op in de galerij van niet-te-vergeten-dingen, achter de deuren in ons hoofd. Ze blijven, hoe dan ook, meereizen.

Ooit bewaarde ik in manden, achter deuren van kasten op zolder en in diverse laatjes een paar dierbare kledingstukken en gekoesterd speelgoed van de kinderen. Toen ze ouder werden en uit huis gingen, werd het niet meegenomen. Destijds vond ik dat spijtig, maar achteraf gezien was het logisch. Het zijn mijn dierbare herinneringen en niet die van hen. Ik zag het kind er nog in of mee rond hobbelen, een beeld dat alleen bij mij hoort. Zij maakten hun eigen herinneringen. Zo werkt dat.

We zijn geneigd om onbewust onze beleving toch ‘op te dringen’ aan een ander, vaak zonder dat we dat zelf in de gaten hebben. In mijn hoofd spinnen de gedachten en in mijn oor fluistert het verleden: ‘Schoenmaker, blijf bij je(eigen)leest’.