Overpeinzingen

Deze dame

‘Ga je nog iets leuks doen vandaag’, vroeg de fysio. ‘O ja, ik ga lekker naar de tandarts vanmiddag’, antwoordde ik. Twee paar ogen keken me groot en met opgetrokken wenkbrauwen erboven aan. ‘Nou, jij liever dan ik’, griezelde de stagiaire.

Ooit in het verre verleden was de tandarts het zwaard van Damocles. Weken lang hing het als een doem boven onze hoofden. We liepen bij de oude Stomps met zijn ‘heetwaterboor’, die hij veelvuldig en langdurig plachtte te hanteren. Eerst reden we met de fiets naar het statige herenhuis aan de singel midden in het oude centrum van de stad. Dan konden we naar binnen via een loodzware deur en mochten naar boven, naar de krappe wachtkamer. Uit de behandelkamer kwamen sinistere geluiden. Het tollen van de boor en het gekreun van de patiënt onder behandeling. In de wachtkamer zaten we doorgaans met meer en ieder keek bedremmeld of angstig. De seconden tikten weg. Schaduwen op de muur werden monsters.

Stomps had grote handen en een zeer resolute aanpak. Genieten van de lente in de bomen achter het grote statige hoge raam konden we niet. Je werd achterover in de stoel gedrukt, aarzelend ging de mond open en sans scrupules velde de barse man zijn oordeel. Daar kwam de heetwaterboor al aan. Het gevaarte zwenkte aan zijn hand naar voren. Tijdens het boren sproeide het water. Doordat hij grondig te keer ging werd het water heet. Stomps en wij, kinderen, zouden nooit dikke vrienden worden, dat stond vast.

Daarna was het een lijdensweg langs andere inferieure tandartsen. Je had de kiezentrekker, die niets liever deed dan dat. Je had de man met de slagershanden die nooit het gebit reinigde, je had de op geld beluste tandarts die ‘Eerst betalen’ en ‘voor wat, hoort wat’, hoog in diens vaandel had staan.

Toen kwam ik eindelijk bij deze verlosser. Ze was rustig, vriendelijk, nam de tijd. Schouwde het beulenwerk van haar vorige kompanen en ging grondig aan het ruimen. Er kwamen een paar kronen en helaas, ook hier en daar een enkel plaatje. Wat er aan ‘eigen’ stond werd gekoesterd en vertroeteld. Bij alles wat ze deed, woog ze af hoe het moest gebeuren. Ik werd er zelfs dapper van. Bij dat ene gaatje ooit vertelde ik dat het zonder verdoven mocht. Inderdaad, het boren zelf was net zo ‘pijnlijk’ als de prikjes voor het verdoven. Zelfs een wortelkanaalbehandeling doorstond ik glansrijk en nog steeds bleef de angst ver weg. Vanaf dat moment liep ik weer rond met een stralende glimlach. Ik die al zo lang niet anders dan achter de opgeheven hand meesmuilde. Ze is mijn tandarts al sinds midden jaren negentig. Bij iedere nakijkbeurt valt er altijd een klein beetje tandsteen weg te krabben en polijst ze de boel glanzend schoon. Daarna sta ik als herboren weer buiten. Een goede tandarts is goud waard.

Inmiddels ben ik begonnen in de autobiografie van Dola de Jong, schrijver en danser, door Mirjam van Hengel geschreven. De aanleiding was een ‘vlammende brief van Dola’, zo vermeldt de achterflap. Dat nodigt onmiddellijk uit. Het is vlot geschreven in een stijl die dichtbij de lezer ligt. In het begin had ik nog wel moeite met het ontdekken wanner de autobiografe aan bod kwam en wanneer de schrijfster zelf. Wie was waar aan het woord, dat idee. Nu de kop eraf is, begin ik er aan te wennen. Een boeiende vrouw, deze Dola, met een zeer eigenzinnig karakter. Nooit een ‘verveel-moment’ met deze dame.

2 gedachten over “Deze dame

  1. Als dit je schrijven van gisteren was, dan zaten wij in hetzelfde tandenschuitje. Alleen kreeg ik minder goed nieuws en komen implantaten aan de orde.
    Vroeger was mijn tandarts een beul die vooral graag tanden trok. Ik heb er ook akelige herinneringen aan.

    Geliked door 1 persoon

    1. Vreselijk hè, wat naar
      Die implantaten zijn wel prachtig, maar kostbaar. Bij mij kon dat al niet meer, vandaar de plaatjes. Maar tot volle tevredenheid. Grappig idee, tegelijk in de stoel!

      Like

Reacties zijn gesloten.