Overpeinzingen

Onbegrensde tijd

De vroege ochtend begon met zon en de belofte aan meer. Om het huis waaide het straf. De boomkruin zwiepte heen en weer. Beneden klonk gestommel en gedempt gepraat. Eerst maar koffie, schrijven en een puzzeltje.

Wat een kabbelend dagje beloofde te worden resulteerde in een reis door het verleden. Onze eigen geschiedenis in een notendop. De Wassenaarse slag was het vertrekpunt. Daar fietsten we vroeger naar toe vanuit ons laatste huis samen, in Voorschoten. Opmerkelijk, hoe lange wegen lijken te zijn gekrompen. In mijn beleving was de weg er naar toe eindeloos, maar nu moesten we vooral goed opletten anders waren we de cruciale punten alweer gepasseerd.

Op het strand tornden we tegen de wind op, die woeste schuimkoppen liet meerollen met de golven. Twee kraaien hadden de rol van zeemeeuw op zich genomen en stapten dapper voort, terwijl hun verendek in een warrige aanblik veranderde. Een handvol windsurfers trotseerden de kou en cirkelden sierlijk onder hun zeilen. Een enkele hond blafte vernietigend naar drie ruiters binnen de vloedlijn, terwijl het water hen om de dansende oren spatte.

Het strandtentje was te druk. Op temperatuur komen in de auto dan maar, bovendien zouden straks de herinneringen al ras de temperaturen opschroeven. De weg naar de Narcisstraat in Voorschoten reed ik blindelings, alleen was alles eenrichtingsverkeer geworden, dus moesten we kruip-door sluip-door, wat eigenlijk nog leuker was, want daardoor kwamen we langs veel memorabele plekken. De weg naar Leiden was nog niets veranderd en nu kwamen we, dankzij de tomtom, helemaal in de oude, ons destijds zo vertrouwde, straten en pleinen. Daar was station Lammerschans, de halte waar we vroeger uitstapten als we uit Utrecht kwamen, om vervolgens te lopen naar de Hoge Rijndijk, ons eerste huis samen. In mijn hoofd was de bovenverdieping al decennia lang een torentje geweest, maar nu zagen we dat daar geen sprake van was. Wel de hoogste verdieping met de drie ramen. Een van het piepkleine zitkamertje en een van de Pijpenla, dat tot slaapkamer werd gebombardeerd.

Uitzicht op het benzinestation, dat er nog altijd was. Door naar de zo vertrouwde straten. De Plantage, het Lange Levendaal, de Hoge Woerd met de trouw bezochte bioscoop op de hoek, die nu helaas verdwenen was. We groeven diep in de herinneringen en er kwam steeds meer boven. Ineens reden we onder de oude spoortunnel door bij het centraal station, waar we even verderop, recht tegenover de statige Boerhaave, de oude poort van het academisch ziekenhuis ontwaarden. Hier lagen de voetstappen van alledag, als Lief naar zijn collegezalen ging en ik mijn stages liep op de diverse afdelingen. Urologie, Long, Gynaecologie, Chirurgie en K.N.O.

Tot onze vreugde werd de wat gehavende ingang in ere hersteld, zo te zien aan de steigers. Ook de vleugels van het poortgebouw waren nog in takt. Tussen de oude zuilen door kon je de lange gangen inkijken en vlogen we dwars door de grenzen van de tijd, naar de hol klinkende voetstappen als je de hal betrad en over de trappen naar boven liep. Aanzwellend geroezemoes, gangen vol van leven en overal witte jassen en schimmen van vertrouwde gezichten die samen met ons daar gelopen hadden.

We namen foto’s onder en voor de poort, koesterden de oude met smalle glazuren steentjes betegelde zuilen. Verleden en heden vielen in een fractie samen. Onbegrensde tijd.