Overpeinzingen

Waar deze zachte winter al niet goed voor is

In de Groene vraagt Marja Pruis zich af of een mens verandert naarmate je ouder wordt of dat je in de kern jezelf blijft, met de gedachte het karakter is gevormd en dan volgt de rest vanzelf. Of iets dergelijks. Of ik veranderd ben, vraag ik me af en denk aan dat kleine dikkerdje uit mijn jeugd, die daar zoveel last van had en vanuit die gedachte zich probeerde staande te houden. Dat betekende dat je je een houding aanmat van vluchtgedrag met de gedachte ‘Als ik niet thuis ben, kan ik zijn zoals ik me op dat moment voel’. Het stigma valt weg. Zoiets. Er zijn karaktertrekken waar je overheen groeit omdat de omstandigheden veranderen, maar ook omdat je leert van alles wat op je pad komt. Er zijn er die in de kiem gevormd zijn en blijven bestaan. Het onverwoestbare optimisme van nu hoort bij het vluchtgedrag van vroeger, bedenk ik me nu. Het heeft voordelen, want je houdt het oog op het kleine geluk, het ontdekken van de schoonheid in waar je mee bezig bent of wat je omringt.

Even daarvoor trachtte de Groene te tornen aan mijn beeld van Roald Dahl, die ik alleen maar uit zijn boeken ken en waarvan ik nog geen biografie gelezen heb. Zelfs boy en solo staan hier ongelezen in de kast. Vanaf mijn aanschaf van deze boekjes heb ik het lezen ervan vooruit geschoven. Misschien om de heerlijke satire uit zijn fantastische jeugdboeken vast te houden. Elke vorm van analyse ervan verstoort mijn magische beeldvorming daaromtrent. Zelfs nu is er aversie tegen. Deze boeken heb ik eindeloos voorgelezen aan mijn kinderen en daardoor zelf de betovering ervaren die het met een kinderziel doet. Inderdaad, lekker griezelen, een meisjesheld vinden, met superlatieven leven, fantasie opkloppen tot grote hoogte.

Dochterlief had besloten om alvorens met de hele familie naar de tuin te gaan, eerst te gaan lunchen bij het heerlijke alternatieve tuincentrum op de hoek. Goed plan, dus sloten we aan. Het weer werkte op alle fronten mee, er verscheen hier en daar zelfs wat zon, nauwelijks wind, zachte temperatuur, ideaal dus. Kleindochter moest even aan het idee wennen, dat broerlief na het voetballen bij een vriendje was gaan spelen. Daarna zaten we vreedzaam aan de zuurdesem met ei of groentekroket. Voor de kleine was er een pitabroodje met kaas. Even bijkletsen en mijmeren over de periode dat ze bij ons langs zouden komen in Verweggistan. Wat te doen als ze daar eerder zouden arriveren dan wij er waren. Dat dilemma viel met gemak te tackelen. Goede vriend daar zou de honneurs waar nemen.

Het was zo gemoedelijk tijdens de lunch dat schoonzoon de kleine filosoof alweer op moest halen, dus liep dochter met de fiets aan de hand met ons mee op en wandelden we in alle rust naar de tuinen achterin. Bij het schuurtje met de bijenkasten waren er opmerkelijk veel nieuwe kasten en later zou blijken dat ze vol leven waren. Dochterlief ging bij haar aan het werk en wij gingen de eerste wilgen snoeien tussen de tuinen van ons en die van de achterbuuf. Vier stuks te gaan. Een overzichtelijke hoeveelheid. Ik knipte de dunnere met snoeischaar en lief ging de grote dikke te lijf met de takkenschaar en een enigszins botte zaag.

Het was heerlijk om langzaam het uitzicht op de velden en de molen, onbelemmerd door de kale takken, weer terug te hebben. Ik had al twee keer gezoem gehoord en ineens zag ik haar. Het nijvere bijtje. Tot mijn vreugde wist ik de maagdenpalm en de dovenetel in bloei. ‘Nectar aanwezig, kleine dappere’ schoot het door me heen. Waar deze zachte winter al niet goed voor is.