Overpeinzingen

Nederland op haar mooist

In plaats van de voorspelde hagel, sneeuw en onweersbuien scheen de zon en zette de natuur extra luister bij. Het noopte tot een lekkere wandeling. Omdat we het de avond ervoor in de boekenclub over diverse boeken hadden gehad, onder andere stond eventueel De wijsheid van de heks van Susan Smith op de nominatie om gelezen te worden, besloten we eens zo’n oud krachtveld op te sporen. We vonden de oudste wal bij Rhenen, de Ringwalburcht op de Heimenberg. Aan de voet ervan ligt het natuurgebied de Blauwe Kamer met het vogelreservaat, de Gallowayrunderen en de Konikspaarden.

De wal was ons onbekend. Aan de overkant in de blauwe kamer waren we samen aan het begin van het jaar geweest. Nu liepen vooral de runderen in het zicht en in de uiterwaarden van de Rijn zwommen twee hoentjes en twee futen, terwijl een witte reiger in een boom aan de overkant van het water zat. Het was aangenaam stil. Er fietsten wat passanten beneden aan de berg, maar op de wal liepen slechts een handvol mensen. Het weer werkte aan alle kanten mee.

Toen we de ruine van het boswachtershuis hadden bewonderd, daalden we af over de cortenstalen trap. Onderaan was een tegel neergelegd met daarop de mededeling hoe de ligging was en het aantal treden. Dat bleken er 250 te zijn. Wat ik omlaag ga moet ik ook weer omhoog, bedacht ik me onder de afdaling en verzamelde al moed voor zo’n geuzenklim.

Het prachtige uitzicht en de weidsheid aan de overkant was balsem voor de ziel na alle drukte van de week. Er stond nauwelijks wind. Af en toe piepte de zon achter de wit/grijze wolken, waardoor ze een halo vormde rond de lobben, om vervolgens bij het verschijnen het uitzicht weer ‘aan’ te zetten.

Aan het eind, tussen de twee wildroosters was er inderdaad een trap omhoog. Weliswaar met iets minder treden, 176 in totaal, maar evenzo vrolijk betamelijk hoog. Na twintig treden wilde ik weer naar beneden, maar eigenlijk was de uitdaging te groot. Ik herinnerde me een andere trap in Thuin met haar prachtige hangende tuinen in Wallonië waar we met de zussen een week heen waren. Die was minstens net zo hoog en had ik in eigen tempo ook met succes beklommen. Een stap, de andere voet telkens bijschuiven op de trede en de volgende stap, want ‘rustig aan dan breekt het lijntje niet’. Op elk plateautje was het op adem komen geblazen en van het uitzicht genieten, om daarna weer verder te gaan. Het was een hele prestatie op zich met die malle longen van me.

Tegen de wal op bleek er nog eens een trap van ongeveer dertig treden, maar er was een plateau om van het prachtige uitzicht te genieten. Er stonden twee mensen in het midden, die kennelijk niet van plan waren in te schikken. Om je te verwonderen, zo’n houding.

De galloway stieren stonden tot onze verbazing kalm hun bramentakken te vermalen of gras te grazen en keken niet op of om. Door de dikke wintervacht waren er nauwelijks ogen te zien. De bomen trokken lange schaduwen over het begraasde grasveld in het midden van de wal. We wandelden er kalm tussendoor en vonden met gemak weer de weg terug door het bos. Aan een van de bomen zag lief een vleermuiskast, waar toevallig de avond ervoor over verteld werd, anders had hij hem niet als zodanig herkend.

Moe maar voldaan en zeker met hernieuwde kracht gevonden, kwamen we bij de kleine blauwe aan. Op de terugweg begeleidde een felle lage zonsondergang onze tocht binnendoor langs de Rijn. Nederland op haar mooist.

2 gedachten over “Nederland op haar mooist

Reacties zijn gesloten.