In de twee en een half uur dat ik wakker lag vannacht en de wolken een vlucht zag nemen door het venster op de wereld, dacht ik aan mooie en leuke dingen om de tijd aangenaam te verpozen. Slaap was weggetikt door een lekkende verwarmingsknop. De harde droge tikken waren een perfecte wekker. Dat slaap een tijd weg zou blijven, was te voorzien.
Ik vloog door de tijdzones heen naar de beginjaren van ons samenzijn. Lief en ik struinden Utrecht door en ontdekten later heel Leiden op onze verkenningstochten. In die dagen hadden we een vriend die antikraak woonde op het Groot-Seminarie Rijsenburg in Driebergen als politieagent. We hadden hem leren kennen in koffiekelder De Metro waar ik werkte en waar echt alleen maar koffie werd geschonken. Het werd een jaar van regelmatige logeerpartijen op dat prachtige landgoed Sparrendaal, waar het imposante gebouw stond. In de winters probeerde lief indruk op mij te maken door in zijn blote bast houtjes te hakken, terwijl ik toekeek achter de ruitjes van de achterdeur. Af en toe kwamen er reetjes voorbij, die koddig met hinkstapsprongen hun wegen vervolgden, al dan niet door de sneeuw. De grote kaarsenkandelaar die vroeger in de kapel aan het pand gestaan had werd iedere namiddag aangestoken met wel vijftig lange witte kaarsen. Dat gaf een mooi, ingetogen en geheimzinnig licht en zorgde voor een intieme sfeer. Het was goed toeven in die dagen.
We vertelden elkaar sterke verhalen bij het haardvuur. In het eerste jaar was het pand gekraakt geweest en was er heel veel vernield. Een van die mythes was een hilarisch verhaal over een kraker, die met het grote kruis over zijn schouder als Jezus zelf de Rijksweg afliep en daar net zo vrolijk door de Rijkspolitie in de kraag werd gevat.
In de pastorie en de refter was het goed wonen, maar de rest van het neogotische gebouw was totaal overhoop gehaald. De kleine cellen met marmeren wastafels waren stukgeslagen, overal lagen scherven en dat gaf een troosteloze aanblik. Waarom moest het kapot. In de enorme bibliotheek was het nog erger. Daar lagen heel veel boeken vertrapt en gescheurd op de grond. Theologische verhandelingen, handgeschreven geschriften en noem maar op. Hier en daar troffen we in de haast vergeten missie-sandalen aan. In de kapel was al het goud verdwenen en beelden kapot geslagen, een beeldenstorm apres la lettre. Wat spijtig dat ik in die dagen nog niet zo bezig was met fotograferen. Gelukkig stonden de beelden in het hoofd gegrift bij het ophalen van al die herinneringen. Een paar van de gevonden sandalen heeft lief nog lang gedragen.
Het landgoed was prachtig. De tuin werd bevolkt door mezen, vinken, mussen, eekhoorns, egels, de eerder genoemde reeen en de bonte specht. De majestueuze oprijlaan vervulde ons met trots als we voor zo’n weekend naar het statige gebouw toeliepen. Rijke natuur, een overdadige omgeving en de grandeur van weleer in Grote Terz, wat wil een mens nog meer.
Straks gaan we wandelen in het park Seminarie en park Sparrendaal, nu we in gedachten en gesprek zijn afgedaald naar onze vroegste memorabilia. Even de sporen van het verleden opsnuiven. Maar eerst koffie met de beloofde en gebakken appeltaart als excuus voor de woelige nacht gisteren. Ondanks het weinige deeg voor de te grote springvorm was ze uitstekend geslaagd en heerlijk van smaak. Dat wordt weer smullen.

Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.