Overpeinzingen

Zo’n mooie ouderwetse zachte gele stofdoek

Winternag, het gedicht van Eugene Marais wordt aangehaald door Stef Bos in de Zin-magazine van vorige maand. Het thema van het blad is verbinding, een woord wat naar zijn opinie van haar kracht en pracht is ontdaan door de manier waarop er te pas en te onpas mee gestrooid wordt. Het is ‘ Gekaapt door marketingstrategen en copywriters’.

W i n t e r n a g

O koud is die windjie

en skraal.

En blink in die dof-lig

en kaal,

so wyd as die Heer se genade,

lê die velde in sterlig en skade.

En hoog in die rande,

versprei in die brande,

is die grassaad aan roere

soos winkende hande.

O treurig die wysie

op die ooswind se maat,

soos die lied van ‘n meisie

in haar liefde verlaat.

In elk grashalm se vou

blink ‘n druppel van dou,

en vinnig verbleik dit

tot ryp in die kou!

Naast dat ik verliefd ben op die heerlijke taal is het ook het eerste betekenisvolle Afrikaanse gedicht. Terwijl ik de woorden proef van het zangerige karakter en zijn ode aan de winternacht speurt lief onmiddellijk naar een omschrijving van de man zelf. Als we er over praten geeft die benadering van twee kanten vorm aan de auteur en zijn werk en smeedt het tot een geheel. Stef noemt hem met name in deze samenhang om zijn onderzoek naar de mier. Hij bestudeerde er de termietenheuvels rond Pretoria voor en kwam tot de ontdekking dat het niet om de ‘Mier’ ging, maar om de samenwerking, de verbondenheid van alle mieren samen in die krioelende hoop. Als hij er een stok insteekt zijn er ineens verdedigers en bouwers. Wij vormen ook zo’n hoop. Het gaat niet om het individu alleen maar om de samenhang. Een opperste vorm van verbinding, maar dikwijls worden we uit elkaar gespeeld omdat we op die manier beter te beheersen zijn.

Een mens is nooit alleen. Jung wordt aangehaald met zijn theorie over het collectieve onderbewustzijn. Het is de stroom door de tijd die ons verbindt, woorden die iets losmaken van binnen, de bewustwording dat je niet alleen jezelf bent, want voor het grootste gedeelte zijn we onze voorouders. Je vader en moeder, de oma’s en opa’s, de eigen familiegeschiedenis, voor altijd verbonden met de tijd.

Zo voelt het ook. De beleving van die voorouders is wel voor ieder persoonlijk, maar er zijn altijd gemeenschappelijke kenmerken te noemen. Mijn moeder is niet perse de moeder van mijn oudste broer, omdat die een andere relatie met haar heeft opgebouwd, maar als een rode draad loopt er dat brede lint van overeenkomsten die de familie daadwerkelijk verbindt en waar iedereen zijn eigen stukje verbondenheid mee heeft.

Verbondenheid, verbinding, het zijn woorden vol betekenis, zolang ze niet platgewalst worden in bovenmatig gebruik. Als het van binnenuit, met je hele ziel en zaligheid, benoemd wordt, kan het eenvoudigweg niet die glans verliezen die het oorspronkelijk had. Stef gaat Jung en Marais weer eens bestuderen, opdat je jezelf uiteindelijk in dat overdonderende geheel vindt.

Ik blijf eens door mijmeren over het woord verbinding en je verbonden voelen. Om de glans die het van oorsprong bezat weer terug te krijgen, poets ik het misschien wel op met zo’n mooie ouderwetse zachte gele stofdoek.