Overpeinzingen

De schoonheid van het scheppen

Het derde bolletje wol heeft gisterenavond een weg gevonden aan het breiwerk. In het schemerduister breien is niet een heel goed en helder plan, bleek vanmorgen, toen ik twee kleine foutjes ontdekte. Ik moest denken aan de handwerknon op de lagere school en mijn rode poppenbroek die met een theatraal gebaar iedere keer opnieuw werd uitgetrokken. Het gezicht van de non stond bij de derde keer op onweer, lippen samengeperst en woorden die sisten dat het niet deugde.

Een echte handwerkster word ik nooit. Er zijn in al die zeventig jaar zegge en schrijven twee truien, een troostdas tijdens de revalidatie en dit exemplaar van de pennen gekomen. O ja, en het poppenbroekje van rode katoen na een heel jaar, met gaatjes erin gebreid voor het witte elastiek. Een broddellapje noemde mijn lichtend voorbeeld het.

Het boek ‘Het lied van ooievaar en dromedaris’ van Anjet Daanje is aangrijpend, maar op een hele andere manier dan de biografie van Etty, waar lief nu in leest. Niet te vergelijken natuurlijk, maar het geeft wel inzicht in hoe het in die tijden rond 1850 er aan toeging. De benepen dorpssfeer, het harde sappelen van sommigen om rond te komen, de wonderlijke gedachten over de liefde, begeerte, het huwelijk.

Het is een boeiende rondreis door de tijd en de manier waarop alles beschreven wordt. Het leven van elf mensen wordt uitgediept en toegespitst op de twee zussen en hun aantekenboekjes binnen drie eeuwen. Het is voorwaar een staaltje van vertelkunst.

Dit weekend is het allerlaatste etsweekend. Ik zal er helaas niet bijzijn. Het brengt me wel terug naar al die jaren die we met plezier hebben doorgebracht in dat huis aan de rand van het prachtige Reestdal. Meestal reisden vriendinlief en ik met z’n tweeën er naar toe, sliepen in dezelfde kamer en etsten ons twee dagen lang een slag in de rondte. Zij met heel veel techniek en kunde en ik kraste met forse hand, zo heette het, mijn tekeningen in het zink, probeerde de werking van de zuurbaden te begrijpen, hoe belangrijk donker en licht was en wat daarvoor kwam kijken om het goed te doen. Het wonder iedere keer weer als het van de pers afrolde, cadeautjes, waarvan je je afvroeg of je het daadwerkelijk zelf had gemaakt.

Niet alleen het etsen was heerlijk, ook de omgang met de vrienden, het ambachtelijke bezig zijn, de geur van die heerlijke inkt, de handelingen voor het prepareren van een etsplaat, de liefdevolle zorg en toewijding waarmee onze ‘meester’ en zijn vrouw invulling gaven aan alles. Mooie opbouwende en waarderende woorden voor iedereen, bewondering, humor, kunde en heel veel liefde, dat proefde je door alles heen. Aan alle goede dingen komt een eind. Maar de mooie warme beelden, elk jaar in het eerste weekend van november, zullen me altijd bijblijven.

De omgeving is er ook prachtig. De imposante Schotse hooglanders, de hei, de houtwallen, de vennetjes, het is er allemaal. De natuur op haar best. Al gunden we ons weinig tijd om te gaan wandelen. De tuin was zelf al een ware oase en nergens anders was er de herfst zo vurig als daar. Ze speelde ton sur ton met de vacht van de runderen. Daar waren begin november zelfs nog de laatste warme dagen te beleven en konden we buiten zitten bij de vijver, met een lieflijk prieeltje ervoor en genieten van een verdwaalde vlinder, die er toch nog rondfladderde.

Een mooie herinnering die het verdient om omlijst te worden met alle warme gevoelens vanwege de vriendschap, het vakmanschap en de schoonheid van het scheppen.