Overpeinzingen

Geduld is een schone zaak

We waren uitgestapt en bestudeerden de parkeermeter om te zien hoe lang je hier mocht staan en hoe je aan het kaartje kon komen. Het was een in onze ogen al ouderwets muntenapparaat. Lief had er nog voldoende. 900 forinth ging er in, gelieve om 15.17 terug te zijn. We hadden net al dat losse geld erin geworpen toen er ineens een zwerver achter ons stond, die met uitgestoken hand kwam bedelen. Zijn andere hand had hij nodig om zijn broek vast te houden want die dreigde over zijn magere billen naar beneden te zakken. Zijn hand was opgezet en rood gezwollen. We hadden geen muntgeld meer, nou ja die ene forinth die ik in het winkelkarretje stopte. Dat was te weinig en hij vroeg om papier geld. Hij had gelijk want je kan nog geen broodkruimel kopen voor dat muntje.

Daarnaast had hij pech, omdat we niet meer op zak hadden. Later bedacht ik dat lief zijn riem had kunnen aanbieden want terwijl we op zoek gingen naar het museum zagen we hem overal bedelend lopen waarbij hij de broek steeds van zijn magere knieën moest vissen. Deerniswekkend.

We wandelden door de brede straten. Een stad met een welhaast Franse grandeur. Er werd ook hard gewerkt tussen de drie kerken in. De kerstboom stond in de steigers, een enorme exemplaar, en wachtte geduldig tot het zijn tijd was om te schitteren. Er omheen werden houten blokhutten opgebouwd, waar straks de koek en zopie, de kerstartikelen en anderzins hun weg zouden vinden. De kerstmarkt van Kaposvar is zeer gewild. Letterlijk het licht in de duisternis. Nu was het nog volop herfst. Het miezerde een beetje.

We zochten naar een groot gebouw omdat we daar het museum in verwachtten, maar Tomtommetje zei dat we het doel bereikt hadden. Inderdaad vertelde een oud en verweerd bord ons dat we voor het Rippl Romai Museum stonden. We duwden de deur ernaast open en kwamen in een grote hal, een soort overdekte binnenplaats. Er was een klein hokje met een mijnheer die ons vriendelijk eenzelfde soort hokje aanwees als museumloket. We openden nieuwsgierig de deur. De warmte viel in al haar facetten neer. Of we er bezwaar tegen hadden dat er momenteel verbouwd werd. Dat was niet het geval. De majestueuze trappen aan weerskanten van de grote hal waren met een laag stof en gruis bedekt. Boven op de eerste verdieping werd flink gewerkt. Mannen in hun werkoverals zagen er stoffig uit. Toen we op de terugweg een van de deuren open zagen staan, bleek dat er behoorlijk gebikt werd, want alle gewelven lagen bloot. Naast al die arbeid stonden beelden ingepakt in grote lagen plastic met touwen er omheen. Als kunstliefhebber iets om je hart vast te houden.

In het gebouw bleek ook het stadhuis gevestigd en helemaal boven in de nok gaf een deur toegang tot een eenvoudig, wat krakerig museum. Een aanvankelijk stuurse dame die bij het raam zat te lezen, kwam overeind en deed het licht aan. We mochten na het tonen van de entreekaart naar binnen. Ik realiseerde me dat ze bij het raam zat om licht te vangen voor het lezen. De ruimte was verstild en bedompt, er waren geen andere bezoekers en het vermoeden rees dat het doorgaans niet drukker werd dan dit op een dag. Helemaal achterin de eerste gang vlak bij het toilet bleek later nog een vrouw te zitten. Ze telde de bankbiljetten. Door de hele ambiance werden we decennia teruggeworpen in de tijd.

Ondanks dat genoten we van het aanbod. Rippl Romai voorop en naast hem nog een aantal kunstenaars, met zowaar wat werk van vrouwen. De doeken die er uitsprongen werden goed opgeborgen achter het deurtje ‘inspiratie’. De doorkijk in het atelier van de schilder was vermakelijk en herkenbaar. Een tafel voor zijn krijt en een andere voor de leeggeknepen tubes en afgekloven penselen. Een beschilderde kast stond er ook, alsof de kunstenaar bij gebrek aan inspiratie, zijn kast maar was gaan opvrolijken.

De buitenlucht was welkom na al het stof, de kleine blauwe stond trouw te wachten. De kostuums had men veilig opgeborgen helaas. Om die te bewonderen, wachten we tot de verbouwing klaar is. Geduld is een schone zaak.