Overpeinzingen

Aan de slag

De zon scheen gisterenochtend en zette het bladerdek voor het raam in een feestelijk goudgeel. Ik zag een mug dansen, vliegen groenig glanzend zich koesteren in de optrekkende warmte, een verdwaalde vlinder, wervelend blad hier en daar, maar nergens een vogel.

Lief zou voor de bomen gaan snoeien. Daar kwam veel blad vanaf en verstopte de diepe goten naast het pad langs het huis. Ergens was in de das van gisteren een gevallen steek gekomen. Vermoedelijk door het blind breien bij schemering. Acht pennen haalde ik uit en daarna begon het zwoegen om de steken weer heelhuids op de pen te krijgen. Het lukte wonderwel. Daarom bleef ik eerst met de uitgehaalde wol door breien voordat het rommelige kluwentje een grote gordiaanse knoop zou worden.

De aanhouder wint en bijna op het punt van de lengte die de das gisteren had, kon ik me aan het volgende voornemen wijden. Schilderen in de Datsja. Lief had de elektrische kachel die er stond aangezet voor hij aan het werk ging. Het was er heerlijk warm. De doeken keken afwachtend terug terwijl ik het werk van twee maanden geleden monsterde. De hele sfeer was goed en met de beelden van het museum nog op het netvlies was de drang groot om weer aan het werk te gaan.

De dagen, die we hier doorbrengen, zijn op deze manier een soort retraite-dagen. Los van de televisie en het nieuws is er ruimte voor het boek, de ontlading, muziek en goede gesprekken. Ik had een foto gevonden van een mooie oude vrouw. Mijn eerste pogingen weer sinds weken. Een eigen interpretatie ervan. Muziekje erbij en de hand het penseel laten volgen, zoals te doen gebruikelijk wat duwen en trekken hier en daar. Op een gegeven moment was het binnen in de goed geïsoleerde ruimte zelfs te warm. De kachel kon uit, de deur open en het zonlicht stroomde breed binnen. Vanaf de veranda monsterde ik de vrouw op het doek en schoot in de lach. Ze had, zoals vaker te doen gebruikelijk bij een eerste sessie, de grote Van Dongen-ogen en keek me vurig aan. Dat kon anders.

De tijd glipte me als zand door de vingers. Voor ik het in de gaten had was het tijd om af te reizen naar Szigetvar. Lief had alle drie de bomen gesnoeid en dat was een hele klus. De volgende dag zou hij het hout wegkruien. Het pad was vrijgemaakt. De buurvrouw kwam een praatje maken en informeerde hoe het met hem ging, vroeg terloops naar de plannen met betrekking tot het huis. Ze leek opgelucht dat we heen en weer wilde reizen.

Het was een echte vrijdagmiddagspits op de toegangsweg naar het stadje. Dat hadden we al een tijdje niet meegemaakt, evenals de topdrukte in de winkel. De velden langs de weg oogden vredig en lieflijk in de warme middagzon. De zalige stilte van het huis, de rust die het uitstraalde, kreeg na alle drukte op die wijze dubbele diepgang.

Lief leest Babel, verzamelde verhalen van de grote Russische schrijvers, Tolstoi, Dostojewski,Tjechov en vele anderen. Het zijn verhalen uit de periode 1799-1940 en de korte vertellingen maken diepe indruk door hun gruwelheden waar het de maatschappelijke leefomstandigheden uit die tijd en de dogma’s die daar uit voortvloeiden, betrof. Geen zoetgevooisd sprookje en eigenlijk niet iets om de vroege ochtend mee te beginnen. Het wonderlijke is dat er passages in voorkomen die je moeiteloos kan plaatsen in de kleine dorpen hier, waar de tijd soms vijftig jaar heeft stil gestaan. Armoede en rijkdom lopen door elkaar heen en zorgen voor grote verschillen in de huizen die er staan en de welvaart of het ontbreken ervan.

Het is tijd voor een pennetje of wat. Even het hoofd leeg breien, een zeer welkome activiteit, en dan weer aan de slag.

2 gedachten over “Aan de slag

Reacties zijn gesloten.