Carminho valt subtiel de bibliotheek binnen met haar Fado’s, gloeiend hete thee staat naast me. Lief zit in de werkkamer te schrijven. Mijn sokken hangen te drogen over de centrale verwarming. De oude schoenen die ik, ooit van een van mijn illustere voorgangers, in dit huis had gevonden in een gangkast en die er uitzagen alsof ze met mij en met gemak het land en het natte achterland behouden konden doorkruisen, bleken lek. Ga nooit op een uiterlijk af. Mijn eigen grote zwarte kloffen zijn er beter tegen bestand.
Nu zit ik met nieuwe sokken en warme sloffen in de heerlijke rotan stoel en geniet van de warmte na de kou tijdens de wandeling. De datsja wenkte uitnodigend, maar is eigenlijk met dit sombere licht van buiten net iets te donker. Morgen halen we bij de Tesco een lekkere heldere schemerlamp. Dan kan mijn dadendrang beteugeld worden. Het doek van de vier zussen zag er bemoedigend uit. Het begon alweer te kriebelen.

Het is druilerig en nat. De grote maisvelden om ons heen liggen vol met afgekloven mais, de staken steken hompig uit de modder. Het achterland kent hoog gras en bramenstruiken, fijnstralen en zuring, met hier en daar een verdwaalde aster. Er tussendoor lopen allemaal reeën paadjes, zogenaamde wissels, waar wij prima door naar achteren konden lopen. Wel behoedzaam om niet neergehaald te worden door de lage bramentakken, die verdekt opgesteld een echte val kunnen vormen. Zo kwamen we bij het achterste bos aan, dat langs het boerenpad achter onze grond liep. Te modderig om te wandelen, dat is iets voor later in de week. Het uitzicht was weids, nevelig en grauw maar imposant met haar kale akkers zo ver als het oog reikte. Op de terugweg beierde de dorpskerkklok. In het eerste bos ontdekten we een hol, vermoedelijk van een das of een vos. De beelden stonden ongenaakbaar in het druilerige weer. De bomen hadden grotendeels hun blad nog. De walnoot, de pruimenbomen en de rode beuk begonnen te verkleuren. Opvallend was dat de fluweelbomen op het land geel kleurden en niet het vurige oranjerood dat ik van onze volkstuin kende.
De verraderlijke doornappel in de kruidentuin brengt prachtige stekelvruchten voort en lieflijke witte kelkbloemen met een paarsig hart, maar ze zijn uiterst giftig, zoals het een lid van de nachtschadefamilie betaamd. Met rust laten maar. Over het te lange gras ligt een kleed van pareltjes, kleine druppels, die in en op het blad blijft liggen.
Vanmorgen begon ik in de biografie over Etty Hillesum door Judith Koelemeijer. De groep komt half december bij elkaar en dat betekent omgerekend 15 bladzijden per dag, minimaal. Meer mag ook. Het eerste gelezen hoofdstuk belooft veel goeds. Het is prettig geschreven, met wederwaardigheden, die je graag wilt leren kennen bij het doorgronden van een karakter. Een bijzonder mens, deze Etty, met opvallende ideeën, die vanmorgen al een boeiend gesprek aan de ontbijttafel ontlokten.
Gisteren vereerden we de supermarkt met een bezoek. we waren aan het soebatten bij het brood om een juiste keuze te maken, toen we ineens Nederlands hoorden praten. De vrouw zag onze verbazing en merkte lachend op dat het ‘hier vergeven was van de Hollanders’. Die hadden we er tot nu toe echter nog niet gezien. De basisdingen moesten aangeschaft want de koelkast was nagenoeg leeg. Sommige dingen zijn nog steeds erg goedkoop zoals wijn en groenten, maar een aantal dingen zijn flink duurder geworden. Het is een sport om prijzen te vergelijken en beneden een bepaalde hoogte te blijven. Ook hier letten we op de kleintjes.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.