Het zijn pittige temperaturen en het blijft een kwestie van vroeg in de ochtend wat activiteit ondernemen. Toch ging ik gistermorgen naar de Datsja om te schilderen. De dag ervoor had ik een goeie opzet gemaakt en ik had zin om verder te gaan ondanks de warmte. Heerlijk zo’n drijfveer.

Soms kan het gebeuren dat de flow goed is. Met een Braziliaanse fado als ondertoon bleek het goed werken en vloeide het penseel op dat heerlijke ritme als vanzelf. Zuslief kreeg vorm. Steeds even bijschaven, zoeken naar de mogelijkheden, duwen en trekken. Het mocht. Er was tijd genoeg. Aan het eind van mijn zwoegen voelde het goed. Morgen de puntjes op de -i- en door naar een nieuwe opzet. Het marktvrouwtje met de paar schamele bosjes Guldenroede. We hadden haar ontdekt in Kaposvar bij een overdekte markt. Temidden van de enorme uitstalling aan waar op de andere kramen, zat ze bescheiden achter een tafeltje bij de ingang van de grote hal en wachtte af. Haar mimiek was ondoorgrondelijk maar met een ondertoon van verlegen. Ze was het toonbeeld van eenvoud.
De hele week was ik vol verwachting naar de post. Op de hoek, twee huizen verder, zit het postkantoor. Zoonlief had op mijn verzoek twee puzzelboekjes opgestuurd. Gisteren ontdekten we dat de straatnaam niet helemaal klopte. Inmiddels was het verzenden al een week geleden gebeurd. Met zo’n verkeerd woord in het adres begon ik ‘m toch te knijpen. Na een eerste vergeefse poging, het postkantoor was net gesloten, ondernam lief er later op de middag nog een en kwam na een half uurtje triomfantelijk met de enveloppe binnen. Zoonlief had geadresseerd aan mama met achternaam. Daar waren ze niet helemaal uitgekomen. Zekerheid voor alles.
In de avond kwam vriend langs. Na lange werkdagen was het goed toeven in de schaduw van de tuin. Alcoholvrije biertjes hadden we speciaal gekocht om te gebruiken voor dit soort gelegenheden. Het promillage dat is toegestaan tijdens het rijden is nul en daar zijn ze behoorlijk streng op. Vriend vertelde hoe zijn vriendin, die hier geboren en getogen is, eigenlijk nog bijna niets van de omgeving heeft gezien. Na mijn enthousiaste verhalen over wat we tot nu toe hebben meegemaakt en hoe mooi het hier allemaal is, besloot hij om nog eens een poging te wagen haar uit haar vertrouwde omgeving te pellen.
Het werd een aangename lange avond met tsjirpende krekels, waarvan ik er een op beeld gevangen had in de vroege ochtend, omdat ze naar binnen was geslopen en tegen het raam geplakt zat. Deze kleine prachtige beestjes roepen te enenmale de sfeer op van de nacht die Vasalis beschrijft in haar gedicht De krekels. Daarin beseft ze het voortgaan van de tijd en haar eigen vergankelijkheid ‘Ondanks de schijn van eeuwigheid/in enkle stille ogenblikken/hoor ik voortaan een fijn, schor tikken…’ De onrust van de dag werd gesmoord met dit vertrouwde geluid, wat bleef, was schemering en diepe vredige rust.
Het daggedicht van Annie bleek gisteren er een te zijn die ik niet kende. Dat komt zelden voor. Het heeft de opbeurende titel ‘ De Dame sterft uit’. Ik las het voor aan lief en samen moesten we er om gniffelen. Heerlijke onbetaalbare humor. En ik zou iedereen iedere dag een gedicht voor willen schrijven als tegenhang voor het dagelijkse nieuws. Klop er luchtigheid in en een beetje vertrouwen. Daarna lijkt alles mooier.
DAGGEDICHT – Annie M.G. Schmidt (1911-1995) – De dame sterft uit
De dame sterft uit
Vertelt u het verder, maar niet al te luid:
er is iets ontzettends, de dame sterft uit.
O, vrouwen genoeg (veel te veel, Lieve Heer),
maar dames die hebben we bijna niet meer.
De dame sterft uit, we zullen het zien,
precies als het rendier, maar eerder misschien.
Ze droeg een jabootje, ze wist niets van seks,
ze was wel nerveus, maar ze had geen complex,
sprak nooit over buik, want ze noemde het maag,
ze zei met een hele beschaafde stem ‘graag’,
gebruikte nooit poeder of crème op ’t gezicht,
beschouwde het echt’lijk verkeer als een plicht,
bracht kinderen voort in Den Haag en Schiedam,
maar wist nooit precies hoe dat allemaal kwam.
Ze wou ’t ook niet weten, ’t was allemaal vies
en ze waste persoonlijk haar Sèvres servies.
Zo was ze, maar ach in de tijd die nu komt
zeggen de dames voortdurend ‘verdomd’.
De douairières, zij dragen -als norm-
een merry-go-round of een Maidenform.
In plaats van ‘laat mij eens’ zeggen ze ‘lames’.
Waar blijven de echte dames?
Ze zijn er nog wel, een paar, een paar…
maar ze zijn al zo oud en over tien jaar,
dan merken wij plots op een maandag in maart,
dat er geen dames meer leven op aard.
Misschien kan men nu in de komende jaren
de laatste tien dames nog even bewaren,
wat koel, in een dames-natuurreservaat.
Of is het te laat, is het al te laat.
En vinden wij binnenkort nog alleen
een enkel klein opschrift, gebeiteld in steen,
gesierd met wat rozen en witte cyclamen:
‘Hier ligt de laatste dame’?
(Uit: Tot hier toe: gedichten en liedjes voor toneel, radio en televisie 1938-1985. Querido – Beeld: illustratie van Fiep Westendorp bij bovenstaand gedicht uit: En wat dan nog? De Arbeiderspers, 1967)
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.