Het is vroeg, maar de zon belooft extra haar best te doen en hoe ik haar ook probeer te overtuigen dat ze er gerust minder energie in mag stoppen, lapt ze het allemaal aan haar laars. Gisteren was ze ook al zo eigenzinnig. Dat betekende voor mij een binnendag voor het grootste gedeelte. Het grote huis stamt minstens uit 1880 en zal vermoedelijker nog ouder kunnen zijn. het heeft hele dikke muren en hoge plafonds. Voor alle ramen zitten rolluiken. Het is er heerlijk koel en hoe laat het ook wordt, het blijft zo. Ideaal voor aangedane longetjes.
Lief wilde aan het werk in de ochtend en pakte het, door oude druif overwoekerde, prieel aan. Opgebouwd uit hout had het de kracht van de ranken niet helemaal overleeft. Druif kon het niet schelen, die groeide er zo mogelijk nog lustiger op los. De toppen van de ranken hingen tot op de grond of hadden minzaam de omringende planten gewurgd, al liet de bonte maagdenpalm zich ook niet onbetuigd. Zo werkt het in de natuur, de wetten van de sterkste hoog in het vaandel.
Gisteren hadden we afgesproken om deze ochtend naar de overdekte markt in Kaposvar te gaan. Dat betekende een derde ochtend op rij vroeg uit de veren en vroeger dan anders op pad. Het beloofde ruim 35 graden te worden, dus voor tweeën terug was de boodschap.
De reis er naar toe was een openbaring. Hongarije is prachtig. Tot nu toe was het enige wat ik had gezien de oude schattige dorpen met hun gekleurde gevels en hun schobbedebonk-wegen, de vlakke velden met tarwestoppels, zonnebloemen en groen er tussendoor, hier en daar een enkel visvijvertje. Nu reden we door de uitlopers van het kekesgebergte, een gebied met uitgestrekte bossen, hertenkuddes, grote meren, mooie stadjes en steden, ieder met hun eigen bezienswaardigheden. Kaposvar is een grote stad met een prachtig theater, de oude straten met imposante gevels en enorme hoge oude deuren, waarachter vaak koele huizen met een ouderwetse grandeur aan afmetingen. Veel is er de laatste jaren aangepakt en opgeknapt, de oude rijke uitstraling in ere hersteld.
De markt was wat gemoderniseerd met een parkeergarage op niveau een en de hele markt getransporteerd naar niveau twee. Deels overdekt, deels open lagen vlees, fruit, vis en kleding te kust en te keur. Overvloedig uitgestald of van een beperkte eenvoud alsof men de voortuin had leeggeplukt. Een van de oude vrouwen zat aan een tafeltje bij de ingang en verkocht er een bosje solidago voor 200 forint, nog geen euro. In de wetenschap dat het nog twee uur in de hitte van de auto moest overleven, kochten we er drie. De vrouw zag eruit of ze het kon gebruiken.
De kramen op het andere deel van de markt, was een bont kleurenpalet met mensen erachter die de oude tijden lieten herleven. Het was kleine handel die behoorlijk moest scharrelen om aan de kost te komen. Ik bleef hangen op dille-toppen, die zorgvuldig in nat papier waren gewikkeld en een schaaltje met augurken, vlak naast een kraam met afgeladen groenten, grote courgetten en granaatappels van buitenproportionele afmetingen. Het smakelijke verhaal van een koopman met indrukwekkende tatoeages op zijn brede donkerbruine armen, naar een kompaan verderop, bulderde tot onder de ronde metalen bogen van het gebouw en echoden zinderend na. Feest voor de zintuigen.
Met beelden te over op het netvlies wandelden we het ernaast gelegen park in, waar kinderen de speeltuin onveilig maakten en wij genoten van de enorme platanen met hun wit/grijze basten, het rozenprieel verderop en de schaduw die over het gras en de paden vlinderde. Een koel briesje, een bankje en een deel van het centrum later, na een lavenis op het terras van een pizzeria, liepen we terug. De airco van de auto was als een heerlijke koude douche. Wat een weldaad.