Overpeinzingen

Wie het eerst komt, het eerst maalt

Ik zit aan de tafel op mijn geliefde stekkie in de keuken van de Hoff. In het voorjaar een feest met het uitzicht op de krijgertje spelende mussen en de rondvliegende merels. Druif heeft er in de afgelopen drie maanden beslist andere ideeën op losgelaten en de gelegenheid te baat genomen om met verve het prieeltje, dat we zo hadden gevrijwaard van onkruid en andere ongerechtigheden zoals mos tussen de tegels, volledig te overwoekeren. Het arme houten geraamte dreigt nu, hier en daar steunend en kreunend onder de zware last, ten onder te gaan. Het uitzicht is nu een grote wal van donkergroene bladeren met helemaal bovenaan een toefje oplichtend groen en de toppen van de twee grote fluweelbomen die er bovenuit steken.

Binnen staan deuren en ramen open om frisse lucht door te laten stromen. Het huis is zichtbaar verheugd met hernieuwde aandacht. Hier en daar zijn er wat planten doodgegaan, omdat we ze op een nieuwe plek hadden gezet, die de vriend, die af en toe binnenwandelt en dan water geeft, over het hoofd had gezien.

De reis ging voorspoedig. Eigenlijk vliegt het voorbij met een auto die zo geruisloos over de weg zweeft dat het lijkt alsof je vliegt. Met een nieuwe weg was een deel van de schobbedebonk-wegen verleden tijd. Nu hoefden we niet langer binnendoor maar konden grotendeels over de doorgaande weg. Natuurlijk stond de auto gisteren te stralen in het zonlicht en waren alle muizenissen en het slaaptekort in een oogwenk van mijn bordje geveegd. Het ontbijt was heerlijk en afgezien van de sfeer en de atmosfeer, het was zo benauwd en warm geweest op de kamer, was het een prima hotel om door te reizen. En toch mis ik de rustmomenten daarin. Het voornemen ligt er om te gaan zoeken naar de idyllische plekken en route. Bijvoorbeeld kleine dorpen met vensters die uitkijken op de Donau, dat wonder van waterzee temidden van het droge land en dat gold evenzo voor de picknickplaatsen onderweg. Weg van de ongezellige wegrestaurants en de rommelige grasvelden er omheen. Het is nog even zoeken, maar we komen er wel.

Zo’n reis maakt veel los. Voornamelijk omdat we beiden op de verschillende golflengtes zaten met de gedachten. Lief maakte vooral weer reizen door zijn herinneringen en dat staat mijlen ver af van mijn concentratie en waarnemingen van het moment. Mijn doel is veilig aankomen en dat vergt de nodige concentratie. Al pratend vliegt de tijd voorbij. Dat was te merken toen ik vroeg of er nog leuke onderwerpen in de aanbieding waren. Te over, zo bleek en voor we het wisten reden we al door Verweggistan, nog maar een uur te gaan voor we thuis zouden komen. De Lidl was goed voor de boodschappen. De vriend stond ons al op te wachten met de sleutel van het hek.

Alles was gegroeid behalve het gras, lachte hij en wees op de wat dorre ondergrond. Alles wat was gaan woekeren zoals de blauwe regen was nogal rigoureus gesnoeid. Behalve de druif dan. Ook wat we in de lente nog hadden gezaaid was ten ondergegaan aan geslepen messen. Eerst puinruimen en dan verder zien. Misschien valt de schade reuze mee, als het overzicht er weer is.

Een ander aspect was het opkomende zonlicht, dat in April het terras tot een uitnodigende plek maakte om in alle vroegte te genieten van de ontwakende tuin. Nu kwam ze veel later binnen door de begroeiing van de vele bomen op het terrein. In het eerste gedeelte, vlak bij het overwoekerde prieel, stonden twee hibiscussen uitbundig in bloei en Boeddha werd overschaduwd door een nieuw ontsproten vijg. De vriend waarschuwde voor de vele wespen, want de grote vijgenboom op het terras droeg bijna voldragen vrucht en dat betekende zoetigheid te over op het terras van de afgevallen vrucht.

Straks maken we een wandelingetje over het terrein en maken een inventaris aan de nodige klussen die liggen te wachten. Zoals altijd ligt er ergens een begin, om te eindigen in het ongewisse. Wie het eerst komt, het eerst maalt.