Overpeinzingen

Aftellen geblazen

Vijf uur en het uitzicht door het zolderraam op het luchtruim is vaal lichtgrijs met donkere strepen. De boom strekt haar toppen uit in de linker benedenhoek. Hier hoor ik geen vogeltjes. Wel het zachte suizen van de A2, waar de vroege ochtend zich niets aantrekt van nachtrust.

Gisteren dook ik in de boekenkasten op wat straks de werkkamer moet worden. Twee tassen gevuld met overtollig leesvoer voor de kringloop en een speciale tas vol dagboeken voor boven, waar een plank gereserveerd wordt voor jeugdsentiment, levenszaken en anderszins. Dagboeken, teken-dagboeken, vakantiedagboeken in geuren en kleuren. Lief leest nog op bed en ik rust even bij hem uit, hang tegen hem aan en lees wat van mijn levensflarden voor. Wonderlijke, soms haastig opgekrabbelde zinnen, vluchtige tekeningen erbij. Een wandeling door de lanen der herinnering. In de kast beneden kom ik een enveloppe tegen met wat ik hem ooit wilde opsturen, het adres, in mijn handschrift, De Morelstraat, stond op de vergeelde voorkant. Brieven van zijn zus, een brief van zijn vader, fotootjes van ons en pasfoto’s van hem. Geen spat veranderd.

Bij het teruglezen deed ik de wonderlijke gewaarwording dat ik-macht der gewoonte?-het woord nogal eens tot de Heer richtte. Deze wonderlijke vorm van aandacht vragen aan iemand, wie dan ook, droeg eenzaamheid met zich mee. Ik kon kennelijk in mijn puberjaren nergens mijn ei kwijt en de gedachten waren zo verward dat ik bladzijde aan bladzijde er vol mee schreef, overduidelijk hunkerend naar liefde. Op elk bladje een ander schatje. Het latere werk werd verhalender, realistischer, grappig ook. Malle capriolen en avonturen breed uitgemeten in mooie volzinnen of met grappige associaties. Schrijfontwikkeling was er zeker.

Een plank reserveren voor deze hartsgeheimen en de tassen afvoeren. Niet alle kringlopen namen goederen aan op zaterdagmiddag, maar in een stadje verderop stonden ze tot half vijf, werd me verzekerd via de Ipad. Dus in de benen. Een vriendelijke jongen nam ze dankbaar in ontvangst. Wat een fijn contrast met de overwegend stugge aanpak. We besloten om even binnen te speuren, nog steeds op zoek naar Kathedraal van de Zee, van Ildefonso Falcones.

Het was er licht en ruim en alles zag er schoon en goed gesorteerd uit. Boven achter de overtollig huisraad op de rekken met de vele gevulde boekenplanken op alfabet, vond ik het. Zomaar, bij de -F-. Een klein beetje vergeeld, duidelijk afgedankt, maar verder in goede staat. Wat een mazzel.

De rij voor de kassa was lang. Een echtpaar kocht zich een boekenplank vol en had er evenveel spraakstof bij nodig. Een andere man, die ik herkende van het Indische restaurant kocht alle bamboo gastendoekjes op die netjes verpakt voor 0,50 cent per stuk te koop lagen in een grote doos. Iedereen in de rij erachter hipte van been op been, ogen werden veelbetekenend naar boven gedraaid, diepe zuchten waren hoorbaar, maar de verkoopsters en het stel bleven kalm bij hun onderwerp. Er kwam schot in. Eindelijk frisse lucht. De koning te rijk en blij als een kind.

Appen met dochterlief. Wel en wee besproken, graven in mijn eigen handelen van ooit lang geleden waar het de kinderen betrof. Gewag maken van laatjes overtollige opsmuk, die wij drie vrouwen eens nader moesten bekijken en daarna met het hele stel. Er zit veel prullig klatergoud en wolligs tussen, de oude India-ringen en bellen daargelaten. Het mag allemaal weg. Langzaam maar gestaag.

De kleine blauwe Prins wordt morgen uitvoerig onder handen genomen, dus die gaan we leeg en schoon opleveren. Dat betekent stofzuigen. Wassen hoeft niet, dat gebeurt in de garage. Wat plezierig om straks weer met een zo goed als nieuwe blauwe op weg te kunnen. Verweggistan lonkt. Aftellen geblazen.