Overpeinzingen

Een heerlijke dag

Na een kalm begin van de dag werd het tijd voor de natuur. Rust en stilte, daar hadden we behoefte aan. Marienwaerdt wist ik. Altijd de garantie, als je uit de buurt van proeflokaal Marie bleef, op paden die te bewandelen waren zonder iemand tegen te komen. Het werd een heerlijke wandeling tussen de grote lanen naar de oude abdij toe, over het landgoed van de huidige bewoners en dan vervolgens in een omtrekkende beweging richting het proeflokaal.

Als eerste kwamen we een broedende vreemde eend in de bijt tegen die we niet thuis konden brengen. Ze lag in het gras tegen een maaiveld aan en verroerde zich niet. De bomen langs de laan waren uitermate geschikt om een sprookje mee te fantaseren. In elke boom was wel een holletje te ontdekken, met of zonder spinrag en wonderlijke krochten daarbinnen. Een onderkomen dat geschikt was voor eekhoorn, kauw, kobolden en kabouters. Aan de voet van de meeste bomen lagen afgekloven takken, geheel van de bast ontdaan. Hapklare brokken. Wat had hier zijn tanden opgescherpt.

De wind wuifde een verfrissende zachte bries over ons heen en joeg eventuele muizenissen uit het hoofd. Het was genieten. Ergens stond een groep jonge vrouwen een soort vrijgezellenfeest te houden, compleet met ballonnen, opgewonden kouten en een hoop gegiechel. Zodra we echter de slagbomen bij het terrein van de vroegere abdij door waren, viel de stilte bevrijdend neer. Daar tussen de eeuwenoude gebouwen, een verweerde boerenkar, het Koetshuis, de Neust, een grote en een kleine met balen hooi volgestouwde hooiberg, en iets wat op een kapelletje leek, koesterden we de rust die het uitademde. Aan het eind van het landgoed zagen we ineens, tussen het struweel, een witte molen aan de andere kant van de weilanden.

Berenklauw zorgde ervoor dat het landschap onaangetast kon groeien en bloeien, haar eigen wildgang, met fluitenkruid als bloementoef. In het weiland voor de witte abdij in de verte graasden de bruine en zwarte lakenvelders. Soms werden we opgeschrikt door fietsers die ons achterop kwamen. Levensgevaarlijk met mijn dove oren, maar lief hoorde ze gelukkig bijtijds. Aan de kant blijven bleek de optie en even later vonden we een fietsvrij klompenpad. Daar zagen we ook voor het eerst dit seizoen de spint hangen in de bomen, aangedane jonge eiken, die het niet of nauwelijks zouden overleven. Hoog boven ons cirkelden af en toe wat roofvogels, buizerd of valk, en in het wuivende groen stapte parmantig een ooievaar, die af en toe met de snavel naar beneden dook om een lekker hapje te verschalken.

Naar de brasserie toe werd het drukker en reden er ook meer auto’s en fietsen. Met vijf kilometer in de benen bleek het zoet rusten bij een wijntje en een borrelplank. Wat een heerlijke hemelvaart. Een eigen invulling van het aloude dauwtrappen dat ik vroeger zo vaak had gedaan. In de landgoedwinkel zocht ik twee cadeautjes voor de jarigen in het verschiet uit, die het meisje achter de kassa extra feestelijk inpakte met zorg en liefde.

Daarna zette ik lief af bij huis en reed met naar jarige schoondochter, die het niet vierde, maar waar ik traditiegetrouw eigenlijk elk jaar even aanwipte. Ze kwamen er net aan en het was een knus uurtjemet hen en met de kleine krullenbol en de benjamin met de kraaloogjes, als afleiding. Daarna, met een hele dikke knuffel van de kleine grote man voor oma, vond de kleine blauwe de weg naar huis. Wat een heerlijke dag.

Een gedachte over “Een heerlijke dag

  1. Pingback: Bespiegeling

Reacties zijn gesloten.