De dag begon gisteren al vroeg met, voor het eerst in een paar dagen, een zon, die haar uiterste best deed om door een koude nacht heen te breken. Het plannetje in mijn hoofd om de zitkamer te ‘stylen’ begon steeds meer vorm aan te nemen. Maar eerst schrijven. Een poging om op het terras de dappere pogingen van de zon waar te nemen, strandde, door de ijskoude voeten ondanks het duffelse winterspul. Veilig achter glas zag ik merel en mus genieten van een ongestoorde natuur.
Toen lief uitgedoezeld was en ik uitgemijmerd, zaten we vroeg aan het ontbijt. Vers brood met jam, grote kop thee erbij en daarmee energie genoeg om eindelijk aan de klus te beginnen. Samen, want in mijn eentje kreeg ik de zware oude chesterfields echt niet van hun plek. Er moest grondig geschuierd worden met de grote bouwstofzuiger, die de vriend van lief had gebruikt bij de aanleg van de nieuwe ramen. Dat betekende, vriendlief op de knieen en eerst het tapijt en daarna het kleed ontstoffen. Ondertussen nam ik het bouwstof op de nieuwe vensterbanken met een natte doek af.

In het lage dressoir aan de zijkant zaten kastjes volgestouwd met geheimen, souvenirs uit vroegere verre reizen, kaarsen, ouderwetse koperen kannen, mooie koperen boeddhabeeldjes. Nu de neppe luipaardvellen van namaakbont van de banken af waren en de enorme onhandige kussens, die idem dito bekleed waren, kwam de schoonheid van het oude leer met haar craquelé veel beter tot haar recht.
Het schilderij van een Afrikaanse vrouw, die ergens achteraf hing, had ik naar voren gesleept en kreeg een plekje naast een prachtig houten paneel van Indiase komaf, aan de motieven te zien. Voor een inheemse aankleding waren er voldoende andere accesoires. Zo met de banken tegen elkaar geschoven, het perzisch kleed ervoor, over een lelijke plek in het okerkleurige tapijt en de zware robuuste tafel erop, hadden we ineens een fijne ontvangstkamer. Een van de grote yuca’s werd uit de gang gesleept. We werkten als een perfect team door. Lief versjouwde al het zware spul en ik redderde er achteraan om de sfeer te complementeren.
We hadden de smaak te pakken en gingen door met de middelste kamer, de werkkamer. Daar stond de grote tafel met de computer van lief, maar was ook een ongebruikt volgestouwd grenen secretaire met rolluik en al jaren niet open was geweest. Geen mooie antieke maar ruim voldoende om er een hoekje voor mij van te creëren in de trant van ‘wat je niet ziet, is er niet’. Dus veel van de stoffige spullen erin werden schoongemaakt en kregen een plek in de laatjes. Langzaam maar zeker kon ik het dan vervangen voor mijn eigen rommeltjes.
Nu door met schuiven en de koperen prullaria werd op de rugkachel uitgestald. Elke kamer zijn eigen sfeer. Dat was het streven. De oude Singer Naaimachine van de moeder van lief stond er en verder kreeg iedere lege spijker een passende bestemming.
Nu we toch bezig waren, moest de bibliotheek, annex atelier, er ook aan geloven, daar hadden we al een en ander aangepast, maar de krukjes bij de schildersezel konden vervangen worden door een kleine grenen tafel uit de keuken en diende als werkoppervlak. Het zitje met de geliefde rieten stoelen bleven op onze favoriete plek staan, daar waar iedere avond de zon onder ging.
In de middag scheen de zon uitbundiger en met voldoening konden we vast een begin maken met het volgende project. Het land achter het huis, waar de grassen welig tierden. Lief probeerde de maaimachine aan de praat te krijgen en ik begon vast wat grassen te trekken. Het was even puzzelen met die maaier. Er moest het een en ander opnieuw worden schoongemaakt of aangedraaid en toen, warempel, wat onwennig hortend en stotend, sloeg de motor aan. Het eerste pad werd gebaand. Daarna was de koek op en vonden we het welletjes. Morgen is er weer een dag.
Toch al veel gedaan. Er is ook tijd nodig om veranderingen en de gevoelens die erbij horen neer te laten dwarrelen.
LikeLike