Uncategorized

Aan de slag dan maar

Volle maan speelt parten nu ze weer aan het afnemen is. Het zou ook zomaar het begin van de lente kunnen zijn, de deadlines die in de nek hijgen, het boek van Willem waar ik maar niet snel genoeg in ga, de komende gebeurtenissen…Kortom muizenissen ten top. Goed voor een slapeloze nacht. Grote beer, het steelpannetje, winkelt boven me door het dakraam heen en fluistert verhalen, zingt een nostalgisch suja suja slaaplied voor me, maar het mag niet baten. Pas tegen de vroege ochtend word ik toch overvallen door lede ogen die toevallen, en een droom herbergen van een tachtigjarige ex-vriendin, die zwanger blijkt te zijn. Wat me bij blijft, is het feit dat ik hooglijk verbaasd ben dat dat mogelijk is. ‘Altijd’, bevestigen de zustersirenen om me heen en ze knikken heftig. Probeer er maar eens chocola van te maken van al die losliggende gedachten, het rafelt mijn leven binnen.

Gisteren zag ik het mooie programma van Nadia Moussaid en haar vader, ‘ Mijn vader de gelukszoeker’. Een boeiende tocht door zijn verleden, het verblijf als illegale gelukszoeker in Parijs en vooral het feit dat de tijd stil gestaan lijkt te hebben als je nog steeds opgeschoten jongens, nog maar net de puberteit ontgroeid, ziet hosselen op straat. Een innemende vader in een Bretonse trui met een praatje voor iedereen. Kenmerkend is het vertrouwd zijn met het milieu dat ze opzoeken en het gemak waarop hij de jongens aanspreekt. Triest om te zien dat de illegaliteit bloeiend is, de uitzichtloosheid van het geheel, het hele bestaan van achterom kijken en vluchten. In het eigen land geen toekomst en in het westen er niet boven uit kunnen groeien drijft ze regelrecht in de armen van de kleine misdaad. Het overschreeuwen van hun ellende klinkt nog lang door. De tranen zijn echt, zowel van de vader als van de dochter. Er volgen nog twee afleveringen.

In gedachten gaat mijn reis naar een oud huis ergens achter gare du Nord. In het huis een paar polen, wat Senegalezen en wat jongens van de Ivoorkust. Stuk voor stuk jonge mannen en een vrouw met een kind, die het huis bestiert, een huis waar de vettigheid van het bakken tegen de muren op is gekropen. Geen echte toekomst, vooral veel straatwerk en de opvang bij de vrouw die voor iedereen altijd een maaltijd over heeft. Tussen de dampende sigarettenrook door probeer ik hun blikken te peilen en te ontdekken wat hen beweegt, waar ze naar verlangen, hoe ze de toekomst zien. Ze werken veelal illegaal in de horeca of hosselen hun hachje bij elkaar. Een van hen wil met me trouwen, al had ik zijn oma kunnen zijn. Als ik naar buiten stap, de frisse nacht in, voel ik me zwaar te moede. Te onmachtig, te klein, hoe overleef je een rechtenloos bestaan.

Vanmorgen in alle vroegte na de koffie weven Lief en ik in een fijne conversatie de levens van Willem de Zwijger, die ik aan het lezen ben en Erasmus, die hij nu aan het lezen is, met elkaar. Nog steeds is het Middeleeuwse plaatje niet rond, het ene leven vanuit de Clerus en het Humanisme en het andere vanuit het wereldje van de edelen en hun talrijke oorlogen en schermutselingen. Het voetvolk, zoals ik het leerde kennen in Het Boek van Jongen van Catherine Gilbert Murdock, een arme ganzenhoeder die met een voorbijtrekkende monnik meereist naar Venetie, of Mariken van Nieumeghen geven een heel ander beeld. Zo sprokkelt het plaatje Middeleeuwen langzaam haar onderdelen bij elkaar. Ik ben benieuwd wat het geheel ten einde completeert.

Het Sahara-zand heeft mijn schoongewassen ramen een waas van stof gegeven en het uitzicht vertroebeld. Om alles goed te blijven zien is het zaak helderheid te bewaken. Aan de slag dan maar.

Een gedachte over “Aan de slag dan maar

Reacties zijn gesloten.