Samenzijn is het hoogste goed. Eindelijk, na de lange rit, wisten we dat het een weerzien zonder grenzen was. Geen onderzoeken, geen afspraken anders dan alleen die ene, samen naar het strand op deze stralende dag, een belofte voor de toekomst, ook al was er nog een weg te gaan. ‘Wie niet waagt, die niet wint’, juichte mijn moeder, die wel heel dichtbij en voelbaar was. Maar ze had altijd al een zwak voor Lief.

We liepen naar het strand en zagen broer van Lief als een Boeddha zich koesteren in het zonnetje voor een van de strandtentjes. Hij wachtte op vrouw en schoondochter om te gaan lunchen. Na een omhelzing en een babbeltje kwamen de twee aanlopen. Wij liepen door in een belofte van samenzijn met de vreedzame blauwe lucht, het okergele zand, de stralende zon en de knerpende schelpen onder onze voeten. Het water bewoog zich vastberaden in het eeuwige ritme van eb en vloed. Met de armen om elkaar geslagen volgden we dit patroon van een onafgebroken perpetuum mobile en voelden de rust, die het vredige tafereel met zich meebracht. Even de bewuste eenwording met het moment. Weg vlogen eventuele beren en bezwaren, terug waren de verlangens naar deze staat van zijn.
Onder de lege blikken van een grote Boeddha vonden we een tafel in het tussenterras omdat het buiten erg druk was. Heel de stad en alles wat daar buiten lag was uitgelopen om te genieten van het mooie weer. De ober was zo enthousiast dat hij de wijn voor bij de brunch in een zwieper omver wierp en daarbij de tegenwoordigheid van geest hield om het glas in een flits over zijn eigen broek heen te zwaaien. Dat was toch attent van hem. Bij ons was de schade beperkt, maar hij was drijf. Verontschuldigingen te over die met dezelfde vaart weer van zijn geweten werden weggewoven. Soepje hier, kroketje daar en de inwendige mens voelde gesterkt genoeg om de reis te aanvaarden. Een drukte van belang na de balans van de rust. Onverstoorbaar als altijd joeg de kleine voort.
‘S Avonds een klein stukje oorlog om te weten van de hoed en de rand en heel even de ellende binnen te laten. Daarna bewust afstand nemen omdat geen menselijk denken kan dealen met de verschrikkingen van al dat leed. Wie tot vernietiging van zoveel schoonheid en levens kan overgaan moet een heel vertekend beeld in zijn hoofd hebben van de werkelijke verstandhoudingen. Het hart bloedt bij het zien van deze barbarij. Wie stopt de man.
In de krant vlak gisteren lees ik in ‘Het woord van de week’ een staaltje van ‘gespreksnarcisme’. Een mooie term voor een bekend fenomeen, waarvoor je alleen maar een willekeurige wachtkamer hoeft in te lopen. Als zich daar een gesprek ontwikkelt, gaat dat vaak in overtreffende trap, wat impliceert, dat een ander slechts een bagatel moet ondergaan. Ook in het dagelijks bestaan is het een veel voorkomend verschijnsel. Als je er op let, ook ongewild. Het is een gewoonte en komt in allerlei samenspraak voor. De term is bedacht door journalist Kate Murphy’s, die het gebruikte in een boek over beter luisteren. Beter luisteren is iemand de ruimte geven het verhaal te doen zonder te interveniëren. Als het een goed gesprek is, kom jij aan bod om je eigen chocola te maken. Het is een mooi gegeven. Iets om te oefenen de komende tijd en niet met allerlei eigen ervaringen en aannames te komen. We gaan het samen doen, hebben we afgesproken en daar de verheffing uithalen.
Een loffelijk streven in moeilijke tijden. Maar nu straks eerst naar de wachtkamer van de longpoli. juist ja, met de oren op steeltjes. Een bron van informatie en gespreksnarcisme. Je weet maar nooit hoe een koe een haas vangt.
Een gedachte over “Hoe een koe een haas vangt”
Reacties zijn gesloten.