Overpeinzingen

Dát dus, vooral dát

De dag begon vroeg om vijf uur. Traag kleurde de donkere nacht op tot een zalmroze/rood. Met een puzzeltje een vredig begin.

De overhaast in bladerdeeg gepakte maaltijd van gisterochtend was tegen het eind van de dag zeer smakelijk vond vooral zoonlief, wiens smaakpapillen beter werkten dan de mijne.

Met lief had ik twee keer geskyped. Lang leve het beeld, maar ook het verlangen naar de nabijheid groeit dan. In de eenzame periode van hem in Verweggistan heeft hij vooral juist de aanraking gemist. Een aai over een wang, het koesteren van het vel op de handen, persoonlijke aandacht. Het gemis daaraan maakte het bijzonder moeilijk. Hoe was dat toch voor al die lieve oude mensen, die al in de war waren en verstoken werden van lichamelijk contact. Uit hoofde van mijn werk als verpleegkundige weet ik hoe troostrijk een hand op een arm kan zijn, een arm om de gebogen schouders, het strijken van een vinger langs een wang.

Nu we weer volop kunnen putten wordt pas duidelijker hoe schrijnend het gemis was. Ook voor mij. Al die jaren in mijn zelfgekozen alleengaan waren er naar volle tevredenheid de zussen, de vriendinnen en bovenal de kinderen en kleinkinderen, Er gaat niets boven de knellende armpjes om een nek en ik kwam niets tekort tot aan Corona. Maar die ene, door mij lange tijd verbannen vorm, het delen van elkaars aanwezigheid, de liefde voor een mens als persoon, dat onvoorwaardelijk te mogen ervaren bijvoorbeeld, als verteld wordt hoe mooi je bent, hoe lief, daar groeit een mens van in zijn hele ziel en zaligheid. Al weet ik nog steeds zeker, dat het nooit meer zover had gekomen als het niet die vertrouwde, samen opgebouwde basis van de oude liefde betrof.

‘Waar het hart vol van is loopt de mond over’ zei men vroeger. En af en toe voel ik me beschaamd om het wereldkundig te maken bij zoveel leed dat zo dichtbij is. Tegelijkertijd besef ik dat de liefde het enige is dat haat en verderf kan overwinnen. Onze kracht zit in het uitdragen van het kleine geluk aan ieder die daarvan horen wil en er ontvankelijk voor is. Klein geluk dat in het dagelijkse nog volop te vinden is. De lucht van vanmorgen, de kauwtjes in de dakgoot, mooie muziek, goede programma’s, schitterende tentoonstellingen, het verstilde spel van kleindochter, het met smaak verorberen van een bereide maaltijden, de merel die een worm pikt onder de grote Kastanje op het plein, de zussen om mee te kringlopen, mijn lieve kinderen en gratis erbij gekregen kinderen. Tevreden zijn met wat er is.

Maar die andere gevoelens dan, onmacht, verdriet, angst, haat die ergens diep besloten ligt. Wat gaan we daarmee doen. Op mijn bed ligt het boek Winteren van Katherine May, de gedichten en liedjesbundel van Annie.M.G Schmidt, De appel in het paradijs van Sonja Barend en De Markiezin van Charlotte Mutsaers. Ze verhalen van heel het leven, met de ups en de downs. Omarm ook het leed, de depressieve gevoelens, wordt heel, fluistert de een. Lach erom, spot ermee, breng er humor in zegt de ander. Bezie het fijntjes en trek je eigen plan, fluistert de volgende. Leef het leven met volle teugen, zegt de laatste. Vrouwen die net als ik geleefd hebben of er nog volop in staan. Wijze vrouwen, die de heelheid van het bestaan erkennen.

Ik omarm hen en de vele anderen in de boekenkast en mijmer mijn eigen waarheid bij elkaar. Dat dus, vooral dat.

3 gedachten over “Dát dus, vooral dát

  1. Hearhear, Berna! En groot geluk hoeft niet te wijken voor groot leed. Het kan prima naast, wat zeg ik: moet naast elkaar blijven (be)staan om ook de hoop levend te houden. En hoop…. die doet LEVEN! Dikke knuf!

    Geliked door 1 persoon

Reacties zijn gesloten.