Langzaam beginnen de reguliere gewoonten in elkaar te schuiven voor mijn wereldburger. Wat ooit in het verleden eenvoudig en bekend was, is een weggegleden herinnering door twintig jaar Verweggistan. De simpelste vragen worden een overwinning bij het binnenhalen van de antwoorden, maar vooral door de opgedane ervaring.
Bij het ontbijt, ik de kwark met medicijnen en hij vijf boterhammen met lekkers, boerenyoghurt met blauwe bessen, koffie en jus d’orange, vroeg hij ineens naar het openbaar vervoer. Maar natuurlijk. Morgen reizen we samen af naar Utrecht per bus, eerst de OV- kaart kopen, dan leren om die bij te laden, dan de bushalte inprenten en gaan. Alles is als baby’s eerste stapjes. Aandoenlijk en om verliefd op te worden. Maar zelfstandigheid is een uiterste must. En dan spreekt hij nog, als rechtgeaarde Hollander, goed Nederlands. Hoe wereldvreemd moet het dan voor een vluchteling wel niet zijn. Van lichtknopjes tot bepaalde gewoonten en hebbelijkheden, alles is één groot vraagteken.
Langzaamaan groeit de wereld voor hem weer op z’n plek. Ambtenarij is een dingetje, als je wel hier je paspoort hebt verkregen, belasting betaalt, je pensioen en AOW na 25 jaar hier in het onderwijs te hebben gewerkt, uitbetaald krijgt, is het een hele toer om bijvoorbeeld je digi-D uit het woud van regels op te diepen, omdat ze vastdraaien op het buitenlandse woonadres.
Gisteren stond in het teken van de omgeving verkennen, en kwam er in het winderige grijs een kuierende wandeling uit in het parkje aan de Overkant. Ogen kijken anders, of nee, ze kijken mee door de ogen van lief en zien zo een volledig andere dimensie, al zijn er ook heel veel raakvlakken. Hand in hand, innig verstrengeld of arm in arm, we proberen alles uit. Wat loopt het lekkerst. Alles eigenlijk. Kusjes voor de bezegeling. Verliefde bakvissen van zwaar middelbaar. Het moet niet gekker worden, of juist wel. Het geluk lacht dat idee toe.
Voor de wandeling was ik bij de fysiotherapie, waar de stagiaire die mij begeleidde een vader had die gevlucht was uit hetzelfde land als mijn lief. Ze verbeterde de uitspraak van het dorpje en kwam met een indrukwekkend verhaal over haar vader en zijn vlucht, hals over kop, toen het communisme er de regie nam. We deden wat geijkte oefeningen met elkaar, maar ondertussen bleek het land wederom een verbinding tussen twee mensen te zijn. Ze was zichtbaar trots op haar strijdbare vader, die nooit had teruggedeinsd voor verzet en weerstand bood met hand en tand. Mooi om daar de onderliggende symptomen van te bemerken. Een blosje op een wang, de sluikse blikken, de steelse glimlach. Hier werd een vader op handen gedragen.

Bij de boodschappen tulpen om de lente in te luiden en warempel de dag baadde vanmorgen in zonlicht. De biografie had nog een hoofdstuk om te gaan. Mijn kunstschilder Jeanne gaat met haar lange leven natuurlijk ook nog hemelen. Dat is voor vanmiddag. Vanavond rijden we als drie dames naar Amsterdam-Zuid. Ik ben heel nieuwsgierig naar wat de anderen ervan vinden. Het zal een boeiend gesprek worden. Het is een lang en afwisselend leven geweest met vele hoogte-en dieptepunten en aanknopingspunten, zoals de adel in Nederland, grootgrondbezitters, feminisme, de lijn van de overheersing door het mannelijke bolwerk en het absurde terugdraaien na de tweede Wereldoorlog in de vooroorlogse benepenheid ten aanzien van gehuwde vrouwen. Ook kan men stellen dat Jeanne als geen ander, bij voorkeur de mens lief had, vrouwen en mannen, en daarmee niet in een hokje te stoppen bleek. Tel daarbij haar eigenzinnigheid op, dat er maar één meester te dienen viel(opmerkelijke uitspraak), dan weet je uit welk hout deze kranige dame gesneden is. Die meester was voor haar enkel en alleen de Kunst, met een grote hoofdletter, en niets en niemand anders.
Een gedachte over “Niets en niemand anders”
Reacties zijn gesloten.