Uncategorized

Een oogje toe

Het einde van een magisch wereldbeeld. Het besef dat je als kind hebt, dat iets waar je heilig van overtuigd ben, een andere werkelijkheid kent. Fascinerend om bij jezelf te rade te gaan, hoe en wanneer dat met. jou gebeurde. Ik kom de zin tegen bij het herlezen van de biografie van M. Vasalis van de hand van Maaike Meijer, een welhaast logisch vervolg op het vorige boek over Frederike Harmsen van Beek. Vasalis herinnerde zich de dood van haar slappe lappenpop bij het wassen van het popje in een sopje, waarbij met het wrijven een oog uitliep en vervaagde. Het bracht een schok te weeg en ook een schuldgevoel.

Zo bewust de magische wereld van een jong kind inruilen voor de realiteit zal niet vaak voorkomen. Ik ken wat flarden van een vroege jeugd, het verdwalen na het meelopen met een draaiorgel, waar de poppen in mijn beleving zo groot waren als de heiligenbeelden uit de kerk, de stoep ellenlang en de straat leger dan leeg. Ik weet de duikeling nog over de driewieler heen op het plein van de kleuterschool dat geleid werd door de nonnen in lang zwart habijt en de enige keer dat bewust mijn magisch wereldbeeld sterk werd verstoord, was met de ontdekking van de sinterklaascadeaus in de klerenkast van mijn ouders. De andere beelden uit mijn jeugd zijn flarden uit de jaren daarna en allengs uitvergroot in mijn beleving.

Hans en de draak

Het voordeel van het werken in de onderbouw van een basisschool was dat je de verwondering iedere dag zag ontstaan, wat de magische wereld van het kind voedde. De vele verhalen, de toneeltjes, het poppenspel waren bijna levensecht, de avonturen die we beleefden, de spanning die het opriep, de oplossingen die we samen met de kinderen bedachten het grote goed, waarin het nog lang en goed toeven was.

Het was het fantastische bestaan naast de orde van de dag. Maar even goed ook zo kwetsbaar als Vasalis had ervaren bij het wegwassen van haar lappen pop en daarmee betekende het spitsroeden lopen als begeleider om te zorgen, dat de verhalen geen waarheidsgehalte kregen. Wel de intentie maar niet het geloof, wel de emotie maar niet het schuldgevoel of de angst. Een van mijn eerste kampen, die we hadden georganiseerd, was een oerkamp. Daar werd duidelijk hoe snel iets te spannend kon worden, toen een van de imposante vaders als wildeman een aantal keer met een knuppel op de bast van een boom sloeg. Nog voel ik de angstige kleine handjes die zich in mijn broek klauwden van het jongetje, dat zich snel achter mij had geschaard. Hij bleef zich de hele verdere dag achter mij verschuilen.

Het is trouwens dezelfde magische wereld die menspop Greetje op kan roepen bij de kleinkinderen. Een pop die tot leven komt, iets meer betoverend bestaat niet.

Ineens borrelen de mierzoete beelden van ‘Marcelino Pan y Vino’ omhoog. Een klein jongetje groeit op in een kloostergemeenschap. Het Christusbeeld op zolder is levensecht voor hem en hij brengt het brood en drinken. Mijn vader draaide de film op de filmzondagen in een zijgebouw van het voormalige klooster. Wij mochten mee. Ik was nog jong. Deze film is me altijd bij gebleven, net als ‘Punktchen und Anton’. De beelden waren zo levensecht dat zus en ik ze naspeelden tussen de twee stapelbedden in ons slaapkamertje. Betovering is de vlag die de lading dekt. Voor de kleine Marcellino, maar ook voor ons.

De overtuiging zo groot maken dat de fantasiewereld tot leven komt. De sprookjestuin in het midden van de straat op een hoek, bevolkt met kabouters in alle soorten en maten. Als je op je knietjes ervoor lag en er naar tuurde kwamen ze tot leven. Evenals de opgezette dieren op de weg naar het park, een huiskamer vol. De spanning klopte in je keel, maar op je tenen net boven het kozijn uit, pakte die hele magische wereld je in en kneep de ibis een oogje toe.

Een gedachte over “Een oogje toe

Reacties zijn gesloten.