Uncategorized

Er tegenaan

Zoals altijd te vroeg aan het loket. Tien voor twee terwijl ik er pas tien over twee zou moeten zijn. En weer wist de man achter het loket feilloos mijn naam nog voor hij in zijn computer bij de afspraken had gekeken. Een attentie die aangenaam voelde. Geen nummer maar een persoon. De gang in het ziekenhuis, waar ik zat te wachten op mijn beurt, werd iets verderop bezet gehouden door twee scootmobielen. Grijze duiven probeerden te laveren en ook al verzetten ze geen stap, toch leverde dat een vermoeid kreunen op. Luid probeerden ze zich verstaanbaar te maken. De stoel waarop ik zat, was net iets te hoog, dus kon ik bengelen. Heerlijke bezigheid, die dat verwachtingsvolle van ooit, lang geleden, opriep. Het kind in mij. Rondjes, straaltjes, achtjes of een ritmisch heen en weer, alles was mogelijk en het sleet de tijd.

Er kwam een jongetje aan het loket met vuurrood gips tot over zijn elleboog. Zijn moeder verifieerde de afspraak bij de man achter het loket. Ze konden plaats nemen na de bevestiging en speurden zoekend naar een lege stoel. Op de gang was de keuze tussen mij en de scootmobielers, dus gingen ze net om het hoekje zitten in de wachtruimte van de orthopedie. Zijn moeder maakte grapjes, waar het jongetje ongemakkelijk van werd. Steels keek hij terloops naar mij en mijn blauwarmpje.

Op een bord verderop stond trial. Dat moest ik opzoeken. Er werden kennelijk groepen mensen met eenzelfde aandoening behandeld. Vlak voor ik naar binnen mocht, kwam er een grote groep op af gestapt, met allen een vorm van overgewicht. Vrolijk vulden ze de wachtkamer verderop met luide lachsalvo’s dwars door het geluid van een zingende zaag heen dat uit de gipskamer kwam, waar de vrouw met scootmobiels in verdwenen was. Ook het jongetje zat binnen.

Een laatste memorabele blik.

Na een stief half uur was ik aan de beurt. Of ik bekend was met de zaag. Dat niet direct. Na een korte uitleg werd ze in het blauw gezet en vakkundig maar behoedzaam werd het gips doorkliefd.

Wat een wonderlijk nieuw armpje kwam eronder vandaan, in de kreukels en bruin geschilferd. Vier weken handoefeningen mee en de boodschap kalmpjes aan te doen, want het was toch een echt revalidatieproces. Stijve spieren soepel maken.

De kleine blauwe nam afscheid van de parkeergarage met piepende banden, de enige plek waar hij ze mocht laten horen. De boodschappen waren feestelijk te noemen. Toch maar een schnitt en wat soezen, sap en wijn, een stokje en pesto. De zware tas angstvallig met de andere arm hoog gesjouwd. Met dat andere vreemde uitsteeksel durfde ik nog niets.

De kruidkoek, kant en klaar meel, alleen water toevoegen, was binnen een uurtje bereid en klaar voor een feest, maar de ochtend ving aan met een kinderboek en al twee waarschijnlijke afzeggingen van mijn schatjes. Ach ja. De drukte van alle dag. Werk, school, kinderen, clubjes het kwam allemaal opstomen. Wat moet een mens met een doordeweekse woensdag. Nichtlief had ik al gefeliciteerd met onze verjaardag, net zoals onze vaders deden op de ochtend van onze geboorte, terwijl ze elkaar tegemoet fietsten om het heuglijke nieuws te brengen. Tweelingnichten, hoe bijzonder is dat.

Het jeugdboek heeft een Potteriaanse stijl, magische namen en wereldvreemde gebeurtenissen in winterse sferen, met veel druipende, slijmerige voetstappen en ondoordringbare mistige witte wieven. Er komt ook een veelvoud aan nieuwe begrippen om de hoek kijken en overal is daar de zee, diep, donker en mysterieus. Om in weg te duiken, zo’n boek.

Ondertussen schilfer ik uit elkaar. Dacht ik vandaag weer ouderwets met twee handen los te gaan op de IPad, dan was dat een miscalculatie. Ik krijg de hand met daaraan die pols niet eens in de goeie stand gedraaid. Oefening baart kunst. Er tegenaan.

5 gedachten over “Er tegenaan

Reacties zijn gesloten.