Uncategorized

De tere bloei

Twee dromen waar, bij het ontwaken, onmiddellijk weer naar terugverlangd werd. Door de laatste droom kwam de realiteit alweer een beetje rondspoken. Vaag herinnerde ik me te moeten appen en vragen hoe iedereen de nacht was doorgekomen. In de droom was het een volstrekt belachelijke vraag, maar in de ontwaakte nuchterheid van de dag de enige belangrijke. Even het kroost checken. Vriendin van zoonlief is er pittig aan toe. ‘Alsof er vier vrachtwagens over me heen zijn gereden’. Dat gevoel kende ik. Hetzelfde gevoel als drie jaar geleden toen ik een week lang aanvallen van Angina Pectoris had. Gelukkig zorgde zoonlief liefdevol voor haar.

Terwijl ik bezig was de informatie op te hengelen, dreef de grijze stad binnen. Een duidelijke scheidslijn in de lucht splitste op in helder licht en inktblauw/grijs en kwam steeds naderbij. Adembenemend schouwspel met het silhouet van de takken als filigrain. Als de tijd verder tikt, trekt zij zich als eb weer terug en het licht overwint, plukken wattenwolk met hier en daar de zon.

Er werd gebeld in de middag, dwars door de rode gloed van de gesloten ogen , omdat het gezicht geheven naar de zon, om wat warmte hunkerde. Beneden bleek vriendinlief in haar scootmobiel te staan. Ze vroeg me de deur te openen, want ze wilde iets laten bezorgen door drie kleine stadsnimfen, die aan het spelen waren op de stoep. Een poosje later keken drie paar bruine ogen me afwachtend aan en ik gebaarde achter de dichte deur, dat ze het maar op de grond moesten leggen. De drie koninginnen kwamen hun goede gaven brengen. De eerste legde de tulpen neer, de tweede, een plastic bak met zomerkoninkjes en de derde een zakje met zoete zwarte zaligheid. Aarzelend zwaaiden ze naar mijn opgestoken duim en holden allesbehalve koninklijk giebelend terug. Terwijl ik over de galerij hing, bedankte ik lieve vriendin, die wist wat eenzaamheid en dreiging met een mens kon doen. Een zalvend opkikkertje kon ik wel gebruiken. Lachend gaf ze gas en stoof verder de wereld in.

Later bracht dochterlief de boodschappen voor de gerechten van vandaag en morgen. Met een VN erbij, super. Leesvoer om de leeshonger te stillen. Jana Beranova schrijft over haar verzameling het volgende prachtig stukje proza geschreven over haar Boekenschat, tevens de titel. Zij schreef: Als ik wakker word wrijf/ik eerst een paar boeken/uit mijn ogen, slalom dan/tussen wankele leestorens/de trap af naar de kamer/ waar de boeken samen-/troepen. (…) De rest van het stuk beschrijft ook haar haat/liefde verhouding met die keur aan boeken. Iets wat ik niet zo heb, maar wel herken. Het blijven toegestane stofnesten, de wereld vol boekenwurmen en bij een enkele papiersoort, pas invité, brutale zilvervisjes. Een ander gedicht, voor deze, herbergt het volgende dualisme tussen berusting en genot: Een dreigende injectienaald/jaagt mij de stuipen op het lijf/het is mijn pen met een punt vol gif/ (…) Poëzie is een pennenstreek/waarvan de inkt nooit verbleekt.(…) Als troost wil ik haar toeroepen: ‘In de ban van het woord strompelen wij voort, maar plukken ook de vruchten. Pennevruchten’. En zolang de nacht luchten vol inkt op ons af laat drijven is het onbeschreven blad verlangen of verleden.

Gisteren op het balkon stond mijn dertigjaar oude, verweerde, boddhisatva in zijn nis met op de achtergrond een zee aan bloemen, waar de zon uitbundig haar stralen doorfilterde. Geen mooiere omlijsting dan dit. Een week geleden liep ik een eindje op met de benedenbuuf die me te kennen gaf dat die hoge takken ’s middags zouden worden gesnoeid. Ik reageerde verschrikt en ze was verbaasd dat ik juist dat groen zo’n verademing vond en nu in bloei helemaal. Opgelucht en blij vervolgde ze haar weg met de telefoon in haar hand om in allerijl de afspraak af te bellen. In stilte dankte ik de kleine stille beeltenis voor deze samenloop van omstandigheden. Warm wiegde de zon de tere bloei.

In 80 dagen de wereld rond bracht me naar Macedonië, met op papier een indruk van mijn Macedonische kostuum, toen ik bij Cioful danste en in de kom Gigantes Plaki sto Fourno.

400-500 gram gigantes (Griekse witte reuzebonen uit de pot)2 teentjes knoflook1 grote witte ui1 blikje tomatenpuree (klein)2 blikken hele tomaten (400 gram per blik)1/2 theelepel kaneel1 theelepel oregano(gedroogd) 1 bosje verse peterselieolijfoliechilivlokken (naar smaak)peper en zout

Snipper de ui fijn en hak de gepelde knoflooktenen in kleine stukjes fijn. Als je een keukenmachine hebt kun je ook hier de ui en knoflook tegelijk indoen. Zorg dat het mooi fijn gesneden is.Zet een pan op het vuur met een paar scheutjes olijfolie en doe de ui en knoflook erbij. Laat dit op laag vuur ongeveer 10 minuten aanfruiten totdat de ui glazig is geworden. Laat de ui niet bruin worden.Doe nu de tomatenpuree erbij, dit zal ongeveer twee á drie eetlepels zijn en roer dit door het ui-knoflook-mengsel. Nu kunnen ook de tomaten uit blik erbij, de peterselie, kaneel en oregano. Laat dit 5 minuten pruttelen. Als je een lichtpikante saus wilt hebben kun je nu ook de gemalen chilivlokken erbij doen. Breng het geheel op smaak met zout en peper. De bonen mogen nu ook bij de saus om enkele minuten mee te pruttelen.

Doe de griekse bonen met de saus in een passende ovenschaal en zet het gerecht in de oven. Laat het ongeveer een uur bakken in de voorverwarmde oven op 200 graden. Strooi eventueel wat verkruimelde feta over de gigantes en nog wat fijngehakte peterselie tot een lekker korstje. Kali orexi, eet smakelijk

7 gedachten over “De tere bloei

    1. Ahhhh dat is lief Mies, ja ik ben rijk schreef ik al. Zoveel lieve kinderen en goede vriendinnen en lieve familie. ❤

      Like

Reacties zijn gesloten.