Bij het opgooien van de kaarten van het dinokwartet, een paar dagen geleden, was het overduidelijk. Het witte vintage kleedje was aan het smoezelen. Evenals het kleed over de rotan omastoel, waar kleinzoon op had gezeten en zich had genesteld met de kleine moddervoeten. De was was er goed voor. Met een schone lading lakens en kleedjes naar de tuin vandaag om een geïmproviseerde najaarspoetsbeurt te geven. Lappen eraf, nieuwe lappen erop, krakend fris wit. Drie van de meegebrachte vellen Khadi A3 met gesso glad gestreken en opgehangen voor het raam om te drogen. De omgekrulde exemplaren tekenden met witte lijnen patronen op de ruit. Een ingenieuze poetsdot van wc-papier, er is geen water op de tuin, bleek uitstekend om de ramen schoon te poetsen. Met de nijverheid in optima forma de buitenkant ook direcht maar gedaan. Van smetten vrij weer helder zicht. Nu moest de vloer eraan geloven. Met mijn stoffertje werd alles onder de tafel vandaan geswiept, naar buiten gewerkt en de meubels herschikt.
‘Veeg en veeg en veeg’ schreven mijn herinneringen. In het schimmenspel van lang geleden, waarbij ieder kind een optreden had, hoorde het lied van opa Bakkebaard. Opa Bakkebaard had een huisje/en in dat huisje was het goed/opa Bakkebaard had een huisje/en weet jij wel wat hij doet/ Hij veegt de vloer/met een bezem, met een bezem/ hij veegt de vloer/ zo veegt hij de vloer. Om het moment van fame nog iets op te rekken, kwamen de historische woorden ‘En veeg en veeg en veeg’ erachter aan, waarbij ze ijverig als reuzenschim de bezem heen en weer zwiepten. Groot succes, hier en daar een trotse oudertraan. Op dit moment was ik mijn eigen opa Bakkebaard.

Het schone atelier vroeg om kaarslicht en een brandende kachel. Knussigheid ten top. Spannend. Dit was de eerste keer dat de kachel lang zou branden. Kijken hoe mijn zwartkop zich hield. Gretig zoog hij de vlammen van de lucifer naar binnen en toen alle registers opengingen sloeg hij aan. De droge takken die er in lagen, beantwoorden onmiddellijk met een grote swoesj aan de verwachtingen. Er kon een droog berkenhouten stammetje tegenaan om de boel gaande te houden. Vrolijk snorde hij roodgloeiend van de opwinding, eindelijk weer in gebruik te zijn, verder. Swiep en swoesj hadden hun werk gedaan. Een van de witte prullenmanden werd houtkorf en wat restte was een ruimte met warme sfeer ten voeten uit.

Bij het opschonen was de vondst een nachtuil en een bij, beide dood als een piertje, maar nog volledig intact. Bister en een onbewerkt vel Khadi Papers en de spiksplinternieuwe bamboe rietpennen in de aanslag, wat een gave ontdekking was dit. Wat tekende het met gemak de dikke en de dunne lijnen van mijn vaders schoonhandschrift van vroeger, dik opgaand, dun neer. Mogelijkheden samen met penseel waren te over, maar eerst kwam de ruwe versie ongepolijst op het papier. De bij te dik aangezet. Bister laat zich niet zo snel wegdeppen als inkt of aquarel.

Het was nog een stief uur goed toeven en pas om half zes stapte ik in het schemerduuster naar buiten. De buuf op de hoek knoopte een gezellig praatje aan over de heg. We hadden elkaar al zo lang niet gesproken en haar man kwam een Yacon brengen, een appelwortel uit de Andes. Hij legde het behoedzaam aan de ingang van de tuin in het gras en legde uit, dat deze friszurig smaakte, het rins van de appel. Goed voor in salades en stoof. Een blij mens toog huiswaarts. Onderweg haalde ik het pakketje op dat bij de plaatselijke super was bezorgd. Thuis kwam uit het grauwe karton dat prachtige Degas-blauw te voorschijn. Het boek van Arthur Japin: Mrs Degas. Opgeruimd atelier dus een opgeruimd hoofd en van de week zeeën aan voorspelde regen om op te krullen in de bank samen met boek en Pluis. Met af en toe een najaarspoets voor de broodnodige beweging.
Die wil ik ook graag lezen van Japin
LikeGeliked door 1 persoon
Het lijkt me een boeiend verhaal. 😉
LikeLike