Dwars door de droom klinken diffuus de stemmen op dit vroege morgenuur. Een tenor en een bas. Ze zingen het lied van de stratenmakers. De bas bast met een bromtoon de antwoorden en de tenor schiet alleen in de hoogte verstaanbaar uit. Ja, ja, ja, ja. Hij begint elke zin met ja en vervolgt dan zijn pleidooi. Het onderwerp blijft hangen tussen de twee en bereikt mijn open venster niet. Ze zijn de stoep voor de flat aan het bestraten. Hebben hun outfit aangepast in verrassend oranje/wit en onderbouwen de werkzaamheden met vrolijke lichtgele kruiwagens en rollend materieel.
De stoep zo weet ik, wordt ook geel, speels geel , om de wijk en het grijze beton op te fleuren. Al maandenlang is er reuring rond de flat, omdat het grasveld ernaast gebruikt wordt als laad-en losstation. Elke ochtend stipt om zeven uur breekt de dag aan met gekletter van stenen en stemmen.
Het peinzen over de Middeleeuwen resulteerde in een vondeling op de stoep van het zusterhuis van Nazareth. Vanmorgen begon ik te twijfelen. Ieder kind uit groep zeven en acht moet zich kunnen identificeren. Misschien is het kind dan geen jongen of meisje, maar een ‘Kleine’ om, al naar gelang, zelf gestalte te krijgen door de lezer.
Omdat zoonlief met vrouw en kind langs zou komen, waren er eerst wat huishoudelijke klussen te verhapstukken. Galerij schuieren, een raam zemen, stofzuigen, keuken poetsen, wc kuisen, de was. Lang niet alles dus, maar voldoende om uit te rusten op de bank, vanwaar aan de overkant voor de boekenkast het doek voor zoonlief en het doek aan hetuitdagen waren. Het doek van de glorieuze Ajax-overwinning van 1995, vroeg om het logo en de witte strik. Zus had verzachtende trekken nodig.
Ik was net op tijd klaar toen de bel ging. Door het virus was deze jongste telg al een tijd niet meer hier binnen geweest. Hij was al een grote vent in de tussentijd. Greetje kwam er aan te pas, de mensenpop die was geschonken door de kinderen en ouders van mijn groep tijdens een van de verjaardagen. Aandoenlijke Greetje, die levensecht hem kriebelde met haar ene hand en met haar borstelharen. De naam was haar gegeven door de kinderen van de groep. Bijzonder omdat het een ietwat ouderwetse naam was. Ze kon altijd rekenen op succes en werd bedolven onder liefkozende zachte beetjes met vier tanden.
Spelletjes van ‘Mijn neus, jouw neus’ en de evergreen ‘Klap eens in je handjes’ zorgden voor haar eer en glorie en een vrolijke schaterlach. Pluis mocht haar rust zoeken op het balkon. Kleine kinderen zorgden er altijd voor dat ze alert en op haar qui vive was. Iets om tegen te blazen en niet anders.
Zo werden alle eindjes van de dag aan elkaar gebreid in grote afwisseling en toch met het gevoel bijna niets te hebben gedaan. Voor donderdag stond er een museumbezoek gepland met zuslief. We wilden naar Breitner en Israëls. Maar de tijdsloten gooiden roet in het eten. Nergens was er door te komen en tot september zat alles vol. Zo ook de zoektocht naar een alternatief. Heel Nederland wilde kunst snuiven, nu het mondjesmaat werd toegediend. Hieruit blijkt wel hoe broodnodig het is voor inspiratie en om de schoonheid, om de verwondering en de betekenis, om de emoties die het losmaakt. We hebben het al te lang moeten ontberen. Plannen dan maar, maanden vooruitzien.
Pluis wil niet aan de dag beginnen. Ze heeft met een poot haar ogen afgeschermd voor de dag. Even zou ik dat ook wel willen. Opgekruld als poes doen of het heden niet bestond. Wel een plaatje zo. Om te schilderen.
Een gedachte over “Om te schilderen”
Reacties zijn gesloten.