Het was wat kouder geworden. De rookpluimen staken grijzig en dik af tegen het al even grijze wolkendek. Zoals altijd was het klokslag acht, toen ik door de lange gangen liep van het ziekenhuis. Kunst aan de muur die nooit veranderde, alleen de reuring erom heen. Bedden tegen de kant geschoven met hun plastic omhulsels stonden stilzwijgend te wachten op een nieuwe bewoner. Meubilair was naar de zijkant gehaald en de gang gaf ruim doorgang aan de af en aan rijdende karretjes, die zich als een rammelend treintje een weg baanden. Langzaam schoof het uniform uit de rij, eerst het jasje, dan de broek, aan de stalen armen van de robot naar de kier in de deur toe.
Het was nog rustig, er was slechts ‘zakelijke’ post. Geen blijde gezichten, geen licht in de duisternis bij het overhandigen van een vergeetjeniet. De eerste mensen druppelden binnen. Een vrouw kwam voor de laatste chemo en dat was reden voor vreugde, ook al zou de immuuntherapie over drie weken starten. ‘Vermoeid ja, maar het was te doen’, vertelde ze Op de dagbehandeling gaat het niet over lokaties van tumoren, ze zijn er toch. Met de ijskap had ze haar dikke haardos kunnen behouden. ‘Toch voel je je minder ziek’, vertelt ze. Het stigma kaal zorgde voor een optelsom in het hoofd van een ander. Nu zou het ook een griepje kunnen zijn. Vooral meewarigheid bleef achterwege. Zo was een kleine verandering al in staat de wereld om te gooien. Deze gedachte lepelde de betrekkelijkheid bij mij omhoog. Iets om te overpeinzen.
Ze zit op de nieuwe bank in de lichte wachtkamer en haar man is weggegaan. Alleen met het boek op haar schoot wacht ze tot ze geroepen wordt. Elke week hebben we een gesprek over het boek dat ze aan het lezen is. In hoeveelheid slaat het alles. Het ging over de Aboriginals dit keer. De concentratie is nul, vertelt ze en soms is ze zo moe dat de ogen halverwege de bladzijde te zwaar zijn om verder te lezen. Haar sjaal heeft een losse touch, bewust of gehaast, dat is niet helemaal duidelijk. Gelukkig komt ze met twee andere lotgenoten, allen even oud ongeveer, met drieeën op een rij te liggen. De grote raampartij geeft uitzicht op zon en zee van ruimte. De vrouw op de stoel naast haar heeft een tegenvaller te verwerken. Ze slikt haar tranen in en het gesprek gaat over haar werk. En passant spelt ze haar verdriet. Er tussendoor vlechten zich de dagelijkse beslommeringen. Haar moeder zit naast haar en draagt het leed van de dochter in de plooien rond de ogen. Ze komt me helpen met het koffieapparaat, dat gevuld moet worden en brengt me als eerste op de hoogte van de zwaarte van het gesprek met de verpleegkundige.
In een van de kamers zit een mondige vrouw met haar dochter. Ze zijn verbaasd over de dieetlijsten die nog zo heel erg anno 1980 zijn met een schijf van vijf en ontbrekende details die nu als gezond worden gezien met de nieuwe kijk op voeding. Ze gaan samen gretig aan de groene thee zonder suiker.
Ik neem afscheid van de vrouw met de cap, ze moet nog maar heel even, maar mijn dienst zit erop. Het was een fijn contact met prietpraat en verdieping, afwisselend, al naar gelang nodig was. In de wachtkamer vraagt een mijnheer lachend waar ik drie weken geleden was. Soms is houvast het gegeven, samen met de koffie, thee of bouillon, de gebbetjes en de serieuze zaken, een aangereikte schouder, een uitgestoken hand, een begripvolle blik. Alle kleine beetjes helpen.
Mooi stuk. En passant spelt ze haar verdriet. Wat een prachtzin!
LikeGeliked door 1 persoon
Warm stuk van een warme beleving waarbij je zoveel kan betekenen voor mensen met tegenslag. Fijn dat je dat met zoveel liefde doet.
LikeGeliked door 1 persoon
Je schrijft geweldig en beeldend!
LikeGeliked door 1 persoon
Dank je wel voor dat mooie compliment ❤
LikeLike
Je doet dankbaar werk!
LikeGeliked door 2 people
Alle kleine beetjes helpen zeker. Jij doet heel veel kleine beetjes die het opgeteld prachtig maken en die je ook deze keer weer heel mooi verwoordt.
LikeGeliked door 1 persoon
Dank lieve Mies
Zeer vereerd😊
LikeLike