Met een stapeltje kaarten kwam ik het kamertje binnen. Het bed was leeg. Een ochtendjas sliertte half van het bed over de grond. Het bed was voor de deur van het toilet geschoven. Die stond op een kier en een hand had hem vast en duwde, maar er was geen beweging in het bed te krijgen. Ze stond achter de deur en wilde de kamer weer in. Dat ging niet. Hoe was ze in vredesnaam erin gewandeld. Ik schoof het bed opzij. Ze had het idee dat ze wat vergeetachtig was. Wat voor dag was het vandaag ook al weer. O ja. ‘Twee oktober. Voetje voor voetje werd het bed bereikt en kon ze zich laten zakken. ‘Hèhè’.
‘Er is post voor U’. ‘O, dat kan heel goed’ antwoordde ze. ‘Ik was pas jarig, ziet U.’ ‘Welke dag bent u dan jarig?’ ’20 maart. Welke dag was het ook al weer vandaag?’ ‘Twee oktober.’ ‘Nou zeg, dan vergissen ze zich toch echt. ‘Zoudt U iets voor me willen doen.’ Ze boog zich een beetje naar me toe en haar stem daalde fluisterend naar algehele geheimhouding. ‘Zoudt U een kopje koffie voor me willen halen, daar heb ik zo’n trek in.’
Even later bij een tweede bezoek: ‘Weet U waar ik van droom. Van een lekkere dikke , grote gevulde koek, zo’n mooie glimmende met een amandeltje er bovenop.’ De vrouwen achter de koffiekar hadden alleen een ontbijtkoek voor haar. ‘Wat denkt U. Zal ik opstappen of nog even blijven zitten? Ik ben hier al een half jaar, moet U weten. Dat is lang hoor, een half jaar.’
Ik moest denken aan de serie Loenatik van de VPRO met Bep Brul. Een innemende vrouw met een paar bijzondere eigenschappen die vertederend waren én met een romantische inborst. Zo bijzonder was deze dame ook. Groezelig, de haren in slierten om het koppie, rouwranden onder de nagels, maar op een top een dame met een vlucht aan gedachten in het hoofd.
Haar handen waren blauw van de bloeduitstortingen. ‘Ik hoef me maar te stoten en ik ben blauw.’ Ik zong wat regels van Annie M.G. Schmidt: ‘Blauw, blauw hemelsblauw, juffrouw is die kat van jou.’ In haar gezicht begon de zon te schjnen met een brede glimlach van oor tot oor. ‘Die ken ik helemaal niet.’ Een dameshand is gauw gevuld. Ik beloofde later terug te komen voor een handmassage.
Ontvangst en koffie, thee of bouillon voor iedereen. Een halve regenboog deed haar werk en fleurde de boel een beetje op. De mutsjes waren al even kleurrijk. De vrouw met de vier zussen trok hem af en liet haar vlasharen zien. ‘Ik vind dit spookachtiger dan mijn kale hoofd,’ zei ze ‘Maar het voelt lekker zacht’. Met een handomdraai ging het mutsje weer op. Een routinegebaar. Mensen van diverse pluimage met een gemeenschappelijke deler. Soms teer en doorschijnend, soms veel en luid. Er waren er die op een praatje zaten te wachten en anderen die hun pijn deelden met de ipad of de telefoon of een goede vriendin.
Later op de ochtend wisselde ik mijn belofte in en kwam met handschoenen en olie bij Mevrouw. Ze lag op bed ‘een beetje te soezen’, zoals ze zei. Terwijl ik voorzichtig de kwetsbare handen wreef, zei ze weer met haar samenzweerdersstem. ‘Ik hou er eigenlijk helemaal niet van. Ik ging ook nooit naar een schoonheidsspecialiste. Dat gewriemel aan je lijf.’ ‘Zal ik er een verkorte versie van maken?’ ‘Als U dat doen wil, dan bent U een engel.’
Van sommige mensen hou ik bij voorbaat.
.
De zorgende mens zijn voor de mens met zorgen is prachtig💛
LikeLike