Het trouwkerkje van Etten-Leur lag achter de tweelingtorens van de Sint Petruskerk vanuit ons gezichtsveld en bleek op de hoek te staan. De kleine blauwe Prins konden we kwijt op het parkeerterrein ertegenover. De wind joeg de wolken voort en haren en kleding stoven op onder haar bollende krachten. In de hal van het kerkje was een kapstok.
Dit was de tweede expositie van de etsen en lino’s van vriendin. Weer een prachtige omgeving, net als bij de vorige vernissage in Antwerpen. Hier hingen al haar vertrouwde lievelingen bij elkaar, omringd door de trotse kunstenaar zelf en haar familie. Samen hadden ze ook haar boek ‘Op vleugels’ vorm gegeven. Een overzicht van tien jaar lang etsen en linosnedes. Ik was samen met nog een kunstminnende en schrijvende vriendin. De begroeting was hartelijk. We hadden elkaar een tijdje niet gezien door allerlei omstandigheden. Nu was de hereniging feestelijker dan ooit. De tijd om te kletsen was er nagenoeg niet. Allerlei belangstellenden wilden op haar vleugels meewiegen. Onze boeken kregen een eigen opdracht mee.
De rit ernaar toe was een boeiend uitstapje geweest naar de banden met het verleden. Vlakbij de Duitse grens wonen en dan midden in het land verzeild raken. Opgroeien met een opvang voor dieren, de ruimte en de rust van het platteland en dan stranden in de drukte van de Randstad. Mee moeten in de vaart der volkeren, waar de wereld eerst nog zo rustig stil bleef staan. Natuur is onveranderlijk hetzelfde. De zekerheid van het bestaan inwisselen voor de hectiek van het ongewisse leek me een haast onoverkomelijke stap. Dan moest een mens toch over heel veel veerkracht beschikken. We hadden het over de kauwen, waar we beiden gek op waren. De kolonie hier in de bomen, de tamme kauw van haar vroeger, de verleiding om een jong weer tam te maken en de realiteitszin in de wetenschap van het leed van het ouderpaar van zo’n kleine.
Na het bezoek aan de vernissage reden we sightseeing Etten-Leur om aan de andere kant van het haventje te komen, terwijl we er eigenlijk vlak bij waren. Daar doken we midden in het Brabantse volksfestijn van de havenfeesten, compleet met Shantykoren, schommelende dames in oud Hollandse klederdracht in de grote hal van het Turfschip, annex café en de trekker-optocht aan de overkant. Buiten zitten was met het onstuimige weer geen optie. We doken in een hoekje bij het raam, door een oude piano afgezonderd van het feestgedruis. Voor ons zat een oude tekenlerares, een klein vogeltje met een verzaligde glimlach op haar gezicht toen manlief aan kwam schuiven. Ze tekende portretten na van foto’s met een klein afgeknoedeld HB-potlood, maar met trefzekere gelijkenis. Haar man zat naast zijn eigen dundruk.
Er kwamen mensen binnen. Een moeder trok haar grote zoon, met zijn afwezige blik, met zich mee naar het tafeltje. Toen het Ierse Dublinerslied ‘Wild Rover’ ten gehore werd gebracht, trok de lethargische wolk op en brak de zon door. Luidkeels zong en klapte hij mee in een ontroerende ontwapenende ontlading.
Op de terugweg doken we de verdieping in en deelden het lief en het leed van de kwetsbaarheid in een mensenleven en de afkeer van stigma’s en begrenzingen, hiërarchie, macht en toe-eigening. Vrij mag de mens zijn, als vogels in de blauwe lucht, als de klokkende trouwe kauwenkolonie’s, wars van beknotting, op vleugels gedragen.
Het was een heerlijke, voedende en verbindende dag Berna, Dankjewel!
LikeLike
Dat was het Lieve Emmy, jij ook bedankt!
LikeGeliked door 1 persoon
Ik voel de warmte, het genieten van het bijzonder fijne uitstapje met vriendin naar vriendin. Mooi beschreven, Berna.
LikeGeliked door 1 persoon