Het tuinencomplex lag er verlaten bij, toch stonden er nog aardig wat auto’s. Het was heerlijk weer al zorgde de wind voor een scherp noorderrandje. Niet te warm dus en goed om het kniehoge gras aan te pakken.
Een kraai zat op de staander van een hek. Hij had een voorname bontjas aan en keek spiedend om zich heen. Bij zoveel indringers vloog hij krassend een deurtje verder. Gelukkig had ik net een foto kunnen schieten. Halverwege nog een ontdekking. Een fuut zat op haar nest in de sloot en het mannetje zorgde nijver voor de juiste onderbouwing. Dames schaap in het weiland ernaast, met aandoenlijke bruine koppies en hun witte jassen, keken ons aan met welhaast peinzende blik. ‘Waarheen gaat gij’. Kleine filosofen hoor, die dames.

Dochterlief was in de tuin van haar zus bezig. Water geven, beetje wieden, wat inzaaien en hopen dat het goed ging. Onze hollewaai met zijn klikkertje was er ook bij en wilde eigenlijk al naar huis. Ik raadde hem aan zijn moeder te helpen met gras te trekken. Zuchtend begon hij aan die taak, toen konden wij door.
Halverwege het pad ontmoetten we de achterbuurman van onze tuin. Hij en zijn vrouw hadden beide corona gekregen aan het begin van de lente en ze waren er niet goed van afgekomen. Vooral de buuf was steeds bij vlagen benauwd en erg moe. ‘We hebben vaak aan je moeten denken’, vertelde hij, nu ze ontdekten wat het was om niet over voldoende lucht te kunnen beschikken.
De tuin was erg blij met onze komst. Het gras wuifde ons tegemoet, het stond vol boterbloemen en pinksterbloemen. De brandnetels en het kleefkruid deden een wedstrijdje wie het hardste groeien kon. Met de maaimachine op standje zeven en wat tegensputteringen begon ik aan het opschonen, terwijl lief de brandnetels te lijf ging en ruimte maakte voor een wat grotere composthoop. Helaas vergde een en ander meer energie dan de twee batterijen groot waren. Ik besloot naar huis te rijden en ze opnieuw op te laden. Tussendoor was er tijd zat om de maaltijd te bereiden. Rijst met sumak, sperziebonen met paprika, ui en champignons en vega köfte. De kleine pimpelmees was zich toch een hoedje geschrokken van het lawaai gisteren en liet zich niet meer zien. Het bleef ijzingwekkend stil rond de nestkast.
Daarna met een vaartje weer terug naar lief, die inmiddels het onderdeel ‘teveel van alles’ flink had aangepakt. Er was dankzij het gewoeker veel verdwenen van wat was ingezaaid. Niets aan te doen. Het gras liet zich korten, maar de maaimachine had er niet veel zin meer in, of was het mijn vermoeidheid die parten ging spelen. Op een gegeven moment vond ik het welletjes. Nog even wat foto’s schieten van al het moois. We stonden net de bloemen van de braam te bewonderen omdat ze in de zon zo teer scheen als Japans papier terwijl merel in de appelboom zijn uiterste best deed om er een sfeervol melodietje onder te leggen toen de oude riep en ons wees op de witte regen, die eindelijk na jaren in bloei stond. Hij knoopte zowaar een gesprekje aan en trachtte in een notendop van de hoed en de rand te horen. Lief hield wijselijk in. De vlier aan het begin van de tuin stond volop in bloei. Die bloemschermen zijn het bestuderen meer dan waard. Wat een vernuftige staaltjes van groei zijn ze toch.
Op de terugweg viel het mee met de drukte en konden we gestaag doorrijden. Dochterlief had drie boeken van Mees Kees in de brievenbus gestopt voor de kleine filosoof. Die nemen we mee. Eenmaal boven en na de heerlijke maaltijd nam de vermoeidheid de overhand. Tijd om goed uit te rusten en niet te laat de ogen te sluiten, liet het lijf merken. De boodschap was duidelijk.
En zo verschuif je van de ene tuin in de andere en weer omgekeerd. 😉
LikeGeliked door 1 persoon
En zoveul grassen, brandnetels en kleefkruid😂😂😂
LikeGeliked door 1 persoon