Het is koud en regenachtig. Geen weer om behaaglijk op het terras te zitten of buiten aan het werk te zijn. Alles is drijfnat. Zodra je onder de morellen en de kersenbomen loopt in de tuin, vallen er ijzige druppels in je kraag en glijden tergend langzaam de kou naar binnen.
Vanachter het glas kijken we op het huilende groen, de druif met haar vele trossen straks als een stille belofte, de bevrijde Hosta’s die glansrijk de regen vangen in hun grote bladeren, de dappere Allium, stralend wit en nu enig in haar soort. Roos scoort hoog met twee knoppen in een welhaast verdwenen struikje, de Pioenen staan op barsten. Wat me brengt bij het lied ‘Mooi’ van Maarten van Roozendaal, een ode aan de heerlijke lente, het seizoen van hoop en beloften. Alles is wat later door de grilligheid van het weer, een winterkou die niet echt winter was, maar toch te lang lage temperaturen met zich mee bracht.
In de familie-app foto’s van een zonnig Zeeland waar zoonlief met de kleine krullebol, de Benjamin en hoogzwangere schone dochter(Het tiende kleinkind alweer)zich vermaken op het brede zand van Breskens. Ze lachen en ik hoor ze daadwerkelijk schateren ook al zijn het geen filmpjes. De herinnering van een klank, die zich ongevraagd maar op welgezette tijden kan aandienen.

Met moederdag dacht ik aan de stem van mijn moeder. Er zijn nog drie cassettebandjes in mijn bezit, waar die op te horen is. Soms klinkt tussen mijn oren ineens mijn moeder door in een opmerking die ik op een filmpje maak tegen de kinderen of kleinkinderen. Vooral bij dat laatste. Soms spreekt ze me toe in een droom maar doorgaans is dat woordeloos met veelzeggende gebaren en een allesverkondigende blik. Die stem van mijn oma ben ik kwijt, maar van opa herinner ik me een vrolijk gebrom als hij meetikte op een vermeend ritme van een lied, terwijl de radio een andere keuze had gemaakt. Mijn vader zijn stem herken ik als geen ander in de vele herinneringsstemmen. Bars of juist heel vrolijk, op feesten met een vet Bargoens accent, er was een vrouw met zo’n lip, er was een vrouw met zo’n lip, etcetera. Vrolijke ogen, glinsterend en ondeugend als van Johny Kraaijkamp, terwijl hij zijn lip in de meest scheve standen trok. Die vrouw moest een kaars uitblazen, wat natuurlijk niet lukte. Boos of blij.
We hebben eerst even de boodschappen gehaald. En de Groene van vorige week was er eindelijk met spannende wat-als-verhalen over de Turkse verkiezingen, die nu al achterhaald schijnen te zijn.
In de avond is er ruimte voor een crimi. De serie die we nu kijken is gruwelijk spannend, maar houdt onze aandacht zo vast, dat we ons er niet los van kunnen rukken. Op de heftigste momenten gaan we iets inschenken of de luiken dicht doen, omdat we er allebei niet meer zo best tegen bestand zijn, dat nodeloze brute geweld. Zijn we sentimentele oude dwazen geworden, of hebben we te scherp gezien waartoe het leiden kan. Niet voor niets stemde ik vroeger al PSP. Het speuren naar oplossingen is natuurlijk de drijfveer om toch te blijven kijken. Spanning is nodig om te kunnen ontladen, ik droom er niet over. Denk maar aan de niets ontziende sprookjes van vroeger. Alleen van Blauwbaard had ik nachtmerries, een wolf meer of minder, daar draaide ik mijn hand niet voor om. Natuurlijk opende je met gemak een buik, haalde er kinderen of geiten uit en gooide hem weer dicht. Geen enkel probleem. Iemand die ook nog wel eens kwam stoken was die heen en weer springende lelijke dwerg van Rozerood en Sneeuwwitje, die vastzat met zijn baard. De kinderen waren doorspekt van goedigheid, maar hij gaf ze boosaardig stank voor dank in een scheldkanonnade die er niet om loog. Waarschijnlijk had ik de voorstelling in mijn hoofd nog gruwelijker gemaakt dan de plaatjes in het grote Grimm-boek. Zo zie je maar. Als je ouder wordt dan valt de wereld in beelden uiteen.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.