Overpeinzingen

Chapeau

Goed beschouwd maakt bezit onrustig. Gisteren werd er rond twaalven gebeld en een man zei dat hij met een grote oplegger de wijk in zou rijden. Of hij in de straat kon parkeren. Ik verwees hem naar de straat naast de maisonette en stond een tijdje op de uitkijk. Een half uur later zag ik de enorme vrachtwagen deze straat negeren en ik wist dat hij aan de andere kant van de wijk kwam te staan, omdat het een rondweg was en hij met dit gevaarte nergens kon keren. Gelukkig belde hij weer, toen we al buitenstonden en richting het grote parkeerplein liepen. Het was een vrij laconieke man. Hij liet mij een verklaring invullen en koppelde zelf de wagen los en reed haar eraf. Wat een prachtexemplaar. Maagdelijk wit met zwarte accenten en inderdaad helemaal nieuw. Mijn eerste in mijn leven.

Lief en ik bedankten de man omstandig en stapten in de auto om een proefritje te maken en vast achter de belangrijkste functies te komen. Een simpele was de continuïteit van de ruitenwisser. Hoe bewerkstelligde je dat. ‘Even stilstaan’ opperde lief ‘en dan uitzoeken. Dat bleek een goed plan. Zo vielen er nog meer functies te ontdekken’. We reden richting zoonlief, maar die was niet thuis, pikten een stukje snelweg mee en verder ging het. Stukje rondweg, stukje industrieterrein, even richting supermarkt voor de boodschappen. Wat reed het heerlijk, wat een ruimte, wat een luxe. We waren dankbaar om het feit dat we dit konden doen. Met puzzelen en uitknobbelen bleek het mogelijk te zijn. Een van de voordelen als je niet langer alleen maar met z’n tweeën botje bij botje kon leggen. In mijn eentje was deze vreugde me nooit ten deel gevallen.

In de avond en de nacht kriebelde het hier en daar, een vage onrust. Nieuw bezit zorgde heel even voor de angst. Wat als een ander het ook een mooie auto vond. Weliswaar verzekerd tot en met haar wieldoppen en de kleinste radartjes in het systeem, maar toch. Zo’n nachtmerrie op je netvlies van een lege plek de volgende dag. ‘Vervrouw je’, sprak ik mezelf toe. ‘Het is een voorwerp, een fijn en dankbaar voorwerp maar niet meer dan dat’.

Relativeren kon aan de hand van een artikel in de krant over de opvang van de lieve angstige kinderen op de scholen tijdens hun kortstondig verblijf eer ze teruggestuurd zouden worden naar het land van herkomst. Die arme schatjes in het voorportaal van het ongewisse, die met lede ogen toe moeten zien hoe steeds kinderen, vriendinnen, vriendjes, om hen heen verdwijnen. Het voorland. Dan weegt bezit niet op tegen zoveel leed. Waar hebben wij het hier in godsnaam over.

‘Floor reist mee’ wasook een prima afleiding. Mensen die zich bekommerden om de arme zwerfhonden in Turkije, een man die zelfs protheses maakte voor verlamde lichaamsdelen. Een poot voor een zeearend of een karretje voor een hond met een verlamd achterlijf. Onbaatzuchtigheid ten top. Een Syriër die voor dierenarts had gestudeerd en net als velen door de oorlog de studie had moeten onderbreken, leerde in het opvangkamp voor vluchtelingen aan de kinderen daar, hoe je de dieren met liefde kon benaderen. Aandoenlijk hoe hij zijn best deed om het dier een gerespecteerd plekje te geven in dit stukje wereld en de kinderen duidelijk te maken hoeveel liefde ze er voor terug zouden krijgen. Bevlogen mensen, waar ik mijn hoed voor afneem. Chapeau.