Overpeinzingen

Een feestelijk begin

Vandaag is een dag als alle anderen en zo bijzonder. Normaal gaan we met elkaar naar het strand aan een willekeurig stukje Noordzee, het liefst Egmond, maar dat is eigenlijk soms een brug te ver. We schrijven er onze boodschappen in het zand en wind en water nemen ze mee om ze te tonen aan die vrije adelaar hoog boven moeder aarde, waarvan we zo graag geloven dat het de vader van de kinderen is.

Vandaag 20 jaar geleden gingen we aan boord van een zeewaardig schip in Scheveningen. Het was koud en winderig, de golven werden opgestuwd tot pittige hoogte en het schip deinde op en neer. We hadden allemaal naast het beklemmende gevoel in onze harten en geen echte zeebenen een bezwaard gemoed. De urn was lange tijd blijven staan en die dag zouden we de as gaan uitstrooien voor de kust van Egmond, waar mooie herinneringen aan hem ooit diep in het geheugen gegrift zijn.

Mijn Franse schoonzoon had het meeste last van de deining en lag grauw op een van de bankjes van het schip. Ooit had ik al verteld dat het strooien van as door de bank genomen een illusie is, want als een grote kluit stortte het in zee, toen de urn werd omgedraaid. De meegebrachte bloemen verzachtten het leed, want die werden drijvend meegevoerd naar onbekende oorden, ze dreven de vrijheid tegemoet. Wie er kan, wandelt zondag mee, weliswaar nu in het bos, en daarna stellen we de gemeenschappelijke dagen weer in. Door corona was er toch de klad een beetje ingekomen.

———-———-

Daar bleef het gisteren bij, want door allerlei ontwikkelingen kwam er van schrijven niets meer. We zijn bezig met het zoeken naar een grotere leaseauto. De kleine trouwe blauwe Prins is een kanjer, maar voor de lange afstanden naar Verweggistan hebben we zwaarder geschut nodig. Zoonlief hielp erbij en zocht een aantal betaalbare modellen bij elkaar. Met een daarvan gaan we vandaag een proefrit maken. Spannend. Ik hecht altijd aan mijn auto’s en aan de kleine blauwe nog wel het meest. Ze hebben trouwens allemaal steevast namen gekregen en werden automatisch deel van mijn leefwereld. Nu zal dat anders voelen, maar misschien ook niet. Dat gaan we vandaag ontdekken. We hebben alles op een rijtje gezet, gewikt en gewogen, eventuele onvoorziene kostenposten meegenomen en zijn niet ontevreden over wat er uit de bus gekomen is.

Het is de week van de poëzie. Iedere dag een gedicht, is alvast een goed begin. Ik zou moeten doorgaan met Rumi van Kader Abdolah, maar op de een of andere manier kom ik bij de lieve gedichten van Hans en Monique van Hagen uit. Kattebelletjes vol wijsheid, filosofie, empathie en verwondering. Deze bijvoorbeeld:

‘ik weet wat warm is en koud is/wat zoet is en wat zout is/ik weet/wat lief is en wat stout is/wat goed is en wat fout is/

maar wat is nul en wat is niets/wanneer is ooit wanneer is nooit/en waar is nergens/dat moet ik nog bedenken/

ik denk nooit aan niets/want als ik dat probeer/denk ik stiekem toch aan iets/

Ooit ben ik met denken klaar/dan weet ik alles/van nul en niets en nergens/ dan ben ik een wetenaar’

Kleine woorden die grote gedachten schrijven, dat is het mooie van deze gedichten. ‘Iedere dag een gedicht’ wordt met de poëzie van deze twee kanjers een feestelijk begin.