Overpeinzingen

De goden waren met ons

Enerverende dagen zijn het. De dag komt fris om een hoek van de nacht kijken om zichzelf al snel op te blazen tot een graad of dertig. Omdat er in de ochtend een pad te effenen was gingen we pas rond 13.30 richting Pecs. We kwamen in een dijk van een regenbui terecht. Loodrecht stortte het zich uit boven dat verdroogde land. In de befaamde butsen en kuilen op de weg spoten de wielen aan weerskanten ware opwaartse watervallen op. Bij een tegenligger werd het water woest tegen de voorruit gesmeten, zodat op de tast de koers recht moest worden gehouden. Onbekende wegen zijn dan niet handig.

De dom, een grote kathedraal lag binnen de oude gerestaureerde muren van de stad. Het hele complex oogde rijk, niet in de laatste plaats door de megalomane afmetingen die men gebruikte voor gebouwen met cachet, in dit geval alles wat toebehoorde aan ‘Het Rijke Roomse Leven’. Een ophaalbrug gaf toegang tot een van de vier torens, een waar duivenparadijs. De vlag wapperde overal fier tegen een strakblauwe achtergrond.

Langs de zijkant liepen we naar voren, waar op een van de balkonnetjes van het bisschoppelijk paleis een versteende Franz Liszt minzaam nonchalant op zijn rechter elleboog leunend het volk, dat langszij kwam, in ogenschouw nam. De kathedraal oogde dichter dan dicht, maar terwijl ik onder de bomen op een bankje uitrustte van de inspannende klim naar boven, pluisde Lief het een en ander uit. Altijd is er wel ergens een zijdeur te vinden, zo ook in dit geval. Onder het vorsende oog van twaalf apostelen en even zoveel geparkeerde auto’s ervoor, traden we binnen en schoten van de ene verwondering in de andere. Het klatergoud was allesbehalve bescheiden in gebruik genomen en de tegenstellingen met de arme bevolking behelsde net zulke afmetingen als de kathedraal hoog was. Bertus Aafjes schoof even aan: ‘God zit niet op een troon van chroom en nikkel, soms zit hij in een perenboom en merelt, soms staat hij op zijn hoofd in een klein kind.’ Natuurlijk was het een staaltje van kunst en pracht en praal en zeker de moeite van het bekijken waard, maar ergens bleef er altijd zo’n Bertus knagen bij dit soort tegenstellingen.

De koelte in de kathedraal was verkwikkend, de ijverige cipier ook evenals de jongen achter de kassa, die zo goed en zo kwaad als het ging in het Engels verslag probeerde te doen, van de hoogtepunten. We namen een kaartje voor zowel de kathedraal als de moskee aan de andere kant van de stad. Je weet nooit hoe een koe een haas vangt. Lief trotseerde elke vermoeienis en slofte de trappen naar een van de torens op waar hem het aanzicht op vier grote bronzen klokken wachtte en een prachtig uitzicht op de stad. Ik bleef wachten in de koelte om straks mee te genieten van de foto’s ervan. Parelend van het zweet kwam hij weer beneden.

Te warm wandelden we in een langzaamaanactie naar de auto terug. De terrassen hier boven op de berg straalden allen vooral het advies uit van ‘doorlopen’. Dat deden we.

Het voornemen lag er om de volgende dag, vandaag dus, in de ochtend richting moskee te gaan, omdat het kaartje voor deze twee dagen geldig zou zijn. Het is gelukt. De avond was net zo enerverend als de ochtend begonnen was. In de vroege morgen viel er nog heel wat bij te praten, maar om negen uur zaten we gepikt en gesteven in de auto. De goden waren met ons.

3 gedachten over “De goden waren met ons

Reacties zijn gesloten.