De dag kiert door de gordijnen heen. Hier is er geen ‘zicht op de wereld’ zoals het raam thuis op zolder heet, waar de grote beer te zien is, de voorbij trekkende wolken, de inktzwarte nacht of het witte licht, afhankelijk van het tijdstip. Wel schijnt de buitenlamp hier door de ramen in de gang en werpt sfeervolle schaduwen op de muren, op de openstaande kamerdeur met de ruitjes en het witte gordijn. De erfhonden blaffen de hele nacht hun kelen schor. Als er een stopt neemt een ander het over.
Gisterennacht waren er twee losgebroken honden op het erf van de buurman geweest. Ze waren door de omrastering van de kippenren heen gebroken en hadden een kip doodgebeten. Lief dacht dat ze van een buurman verderop waren, die doorgaans niet hier verbleef. Als de buurman ze weer betrappen zou, pakte hij zijn luchtbuks, had hij gezegd. Dat schijnt hier te mogen. Hij heeft de kippen naar de voorkant van het erf gehaald, want haan kraait ineens vlakbij.
De lange reis had toch nog wat naweeën. Gisteren begonnen we de dag met het schudden van de kaarten om samen opnieuw in hetzelfde spoor te komen. Dat vergde gespar en vooral ook geduld. Tijd deed de rest. De vermoeidheid moest er vooral uit bij mij. Terwijl ik even ging liggen, sloop er een heerlijke bonenschotel met linzen en uien, tomaat en paprika mijn hoofd binnen. Dan is het de goden verzoeken om nog te blijven liggen. Aan de slag maar weer. Net dat duwtje had ik nodig om in de energie te raken, want daarna konden we beginnen met het inrichten van de Datsja, dat atelier zou worden.

Het oude Perzische kleed wat er lag, was goed en moest alleen flink gestofzuigd worden. het werd schiften, passen en meten maar na een tijdje flink zwoegen voelde het senang en waren er mogelijkheden te over. De hoek van de ezels was bepaald, de tafel als werkplek fraai in de ruimte geplaatst. Alle overtollige meubelen zoals een kleine koelkast, drie warmteplaatjes een butagasstel mochten naar de schuur, een tafel werd meegenomen naar het grote huis. Het eindresultaat mocht er zijn. Het enige wat er ontbrak was water, maar de grote aluminium ketel op het oude stenen fornuis in de keuken zou prima dienst kunnen doen als watervoorraad. Een waterkoker komt er voor de thee. De gevonden ezel op zolder was er een van het type ‘lawaaibomenhout’. Toch volgende keer een grote stevige staander meenemen voor de grote doeken. De Oriëntaalse hangmat mocht dienst doen als gordijn. Straks kwam mijn eigen ezel er nog bij, de doeken, penselen en de kist met olieverf. Klaar voor gebruik.
In de ochtend ontdekte lief een spin in het zakje met lupinen-en akeleien-zaad, dat ik had meegenomen uit de tuin van het vakantiehuis in Friesland. Ze leefde nog. Er zat niets anders op dan de Friese exoot hier los te laten. Klaarblijkelijk was ze in het zakje in de winterstand gegaan, want er zat ruim een week tussen de spontane opsluiting en zijn vrijlating. Snel werd dekking gezocht tussen het nog natte frisse groen. De beloofde regen was net daarvoor ruim een uur lang gevallen. Het had flink gekletterd op de metalen overkapping van het terras en onmiddellijk veerden er in het gras groene loten op van het een en ander.
Door de vermoeidheid toe te laten en om acht uur naar bed te gaan daalde de rust neer. In mijn gedachten was het een en al bedrijvigheid. De glazen plaat uit de schuur kon op de tafel in de Datsja als werkblad om papier te bewerken met gesso en als eventuele printplaat. De rieten stoelen op zolder mochten naar de veranda, afgestoft en eventueel geverfd. Lief gaf aan dat er plek was in de schuur voor de spullen die er nog op stonden, een kist en een rookketel. Fijn, dan werd het eveneens een mooie mijmerplek. Zo knutselt het een en ander zich in elkaar. Met kleine stappen bergen verzetten, dat is de kunst.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.