Kerst

Een weldadige heerlijkheid

Een zonovergoten eerste kerstdag. Voor de wandeling straks alleen maar grote vreugde. Dribbel en zijn broers moeten nog even zin maken. Oma ook. Die ligt nog lui te bedde met poes Pluis op schoot, zoals altijd aandacht opeisend. Haar lijfje dient als ipadhouder.

Kerst vroeger. Dat betekende opblijven of wakker gemaakt worden voor de nachtmis. Een mis met drie heren, dus ook drie keer het hele riedeltje achter elkaar. Zittend, staand en knielend in de kale banken, klem tussen de kamgaren of scheerwollen zwarte jassen in een mengelmoes van wierookwalm en de zware geur van kamferballen. Zondagse kleren haalde je tussen de mottenballen vandaan, even opschuieren, wat pommade in de haren en het zwarte hoedje op het hoofd.

Het werd een voorbeeldig plaatje als je tussen je ouders, broers en zussen over de krakende sneeuw mocht lopen. Contrasten van licht en donker die door de lichten van de lantaarns uitgerekt werden tot het spel der silhouetten. Zodra je oud genoeg was brandde het pepermuntje in je zak, straks voor het zingen mocht er op gesabbeld worden. Boven in de kerk voor het grote orgel voelde het feestelijker en duurde het minder lang. Broers stalen in hagelwit en rood met de frisgeboende wangen de show op het podium, daar tussen het heilige en het altaar en sleepten af en aan met boeken, kelken en wierookbranders. Toonbeeld van deugdzaamheid.

Er werd gekucht, gefluisterd, goedertierende preken afgestoken en natuurlijk, U zei de glorie, kwam het hele kerstverhaal voorbij. De stal met levensgrote beelden pinkelde tussen het licht van de kaarsen als je de ogen tot spleetjes kneep. Soms was er een harde bonk te horen, dan wat beschaafd tumult en werd iemand uit het zwarte cordon afgevoerd naar de frisse lucht buiten de zware deuren van de entree of via de zijbeuken.

De hele voorstelling duurde lang maar eenmaal aan het laatste eindje van de derde mis maakten de bleke strakke gezichten plaats voor de glans en de blijdschap in de wetenschap straks aan het nachtelijke ontbijt te mogen zitten en de weeë magen te vullen met heerlijkheden die normaal uitgesloten waren op het wekelijkse menu. Eieren, vers brood, rosbief, roomboter, kaas en krentenstol met jus d’orange op een fond van wit damast.

Nooit smaakte iets lekkerder dan dat na het lange vasten van de avond. Na de maaltijd werden de kaarsjes voor het stalletje aangestoken en mochten we om de beurt een eigen kaarsje uitblazen. ‘Het is kinderbedtijd’, zei vader, ‘vooruit, de kaarsjes die moeten nog uit. Wie heeft er de beurt om te blazen vandaag, dat is kleine Coenie, die doet dat zo graag. Fuut fuut, fuut fuut, fuut fuut, dan blaast hij de kaarsjes uit’. Na de jongste was het de hoogste tijd. Feest van samen en feest van vrede, maar nu naar bed.

Het is nooit meer geëvenaard. In al mijn kerstnachten na die kindertijd niet en dat kwam door het ontbreken van dat lange vasten en wachten, de Latijnse mis, de drie heren, het gouden licht, het overdadig, de luxe, uitgepakte opsmuk voor een bijzonder feestelijke gebeurtenis en de dodelijke ernst, de plechtige riten, die naarmate de tijd vorderde, veranderde in een verzaligde blijdschap. De wierookbrander sloeg net iets joliger in de handen van de misdienaars, de wijwaterkwast werd een graadje losser gehanteerd. God zei geloofd en geprezen, maar straks mocht eindelijk de maag gestild worden met al die lekkernijen in het vooruitzicht. ‘U zei de glorie’, maar ons wacht een weldadige heerlijkheid.

3 gedachten over “Een weldadige heerlijkheid

  1. Ben zelf ook lang actief geweest in katholieke kerk en was soms van 3x van dienst: als lector in de kinderdienst, als jongerenkoorlid in de swingende 22:00 mis en weer lector in de nachtmis. Dan smaakte dat eten zo lekker daarna. Mijn vader die de hele decembermaand donkerder was dat de dagen zelf klaarde dan ook weer op. Dan was het pas echt Kerstmis.

    Jouw herinneringen glanzen in je goedgekozen woorden. Fijne dagen.

    Geliked door 1 persoon

Reacties zijn gesloten.