Ruim op tijd was ik klaar voor vertrek. Vriendinlief kwam me halen, omdat het witte spalkje het besturen van de kleine blauwe in de weg stond. Het voelde een beetje als een schoolreisje. Ze stond te wachten op de parkeerplaats, maar er stond niet bij welke. Dus haastte ik me van de ene naar de andere, een derde ook in de gaten houdend.
Onderweg wisselden we al wat wederwaardigheden uit, maar de krenten in de pap bewaarden we tot het viertal compleet zou zijn. We kenden elkaar al zo’n 53 jaar. Mijn chauffeuse kende ik al tien jaar langer. Opgegroeid in hetzelfde buurtje met de humor uit die tijd en een moeder met orakels, gevoed door een katholieke achtergrond.

Het huis van vriendin was één groot kabinet, een kijkkast. Zoals haar kamer vroeger was, met prulletjes, versiersels, hebbedingetjes, die allen op elkaar waren afgestemd, zo was dit hele huis en de tuin. Haar leven was gedrenkt in blauw. Prachtige schalen, serviezen, verzamelingen in porselein, beelden, de weelderige bloei in de tuin, geïnspireerd door de Engelse cottages. Ogen en oren kwam je er te kort. Ik werd op de bank geïnstalleerd met en hagelwit kussen onder de nu wat grauw lijkende spalk en genoot. Binnen een half uur waren de twee anderen er ook.
Ergens uit de diepte kwamen de herinneringen aan onze opleidingstijd naar boven. De oude non voor maatschappijleer spande de kroon. Zij vond ons meer dan verschrikkelijk en stampvoette met regelmaat haar afgrijzen bij elkaar. Haar beweringen waren ook niet te negeren en het feit dat tweelingen als een pakketje op de wereld kwamen, spande de kroon. Hopeloos buiten de maatschappij en de geborgenheid trachtte ze zich staande te houden, letterlijk en figuurlijk, door haar rug te rechten en haar misprijzen als een stoïcijnse film over gelaat te leggen. Arme vrouw, die zo heel erg niet op haar plaats was tussen ons, rebelse meisjes. Er vlogen heel wat karikaturen van haar verschijning in lang habijt door de lucht, omdat uit de kap vooral haar benige, geprononceerde, neus stak.
Bij de lunch haalde onze gastvrouw een citaat van haar moeder aan. Voordat we aanvielen zei ze ‘het weesgegroet zit er doorheen’, terwijl ze op de warme soep wees. Giebelend kwamen er meer van die ijzersterke opmerkingen. Haar familiekennis, maar ook de herinneringen aan vroeger, waren intens en groot.
Het bleek dat we allemaal niet zonder slag of stoot de jaren hadden doorstaan, Er waren wat overeenkomsten. Gewrichten, ogen, beweeglijkheid, het werd allemaal wat minder, maar een van ons had jaren pijn geleden aan het been en kon nu, door een nieuwe techniek, weer lopen als een kievit, nog altijd dankbaar voor elke stap en twee van ons waren geholpen aan staar en zagen beter dan ooit tevoren. Maar er kwam ook een rollator mee met iemand wiens spieren aan het verstijven waren. Het moment om te vragen hoe ze haar belemmeringen ervoer en hoe de reactie van de buitenwereld was op haar beperking. Onnadenkende opmerkingen richtten veel schade aan, omdat ze nog lang bleven doorklinken. Genegeerd worden was er ook zo een.
De humor had de hele dag de boventoon en de inspirerende omgeving leverde heel wat nieuwe ideeën op. Zorgvuldig werd het samenzijn gedeeld, gekoesterd en opgeslagen. Afscheid tot een volgende keer, over een jaar wellicht, bij leven en welzijn.
Een gedachte over “Bij leven en welzijn”
Reacties zijn gesloten.