De nieuwe muziekstandaard is binnen, met veel kunst en vliegwerk en een aantal kilometers omdat het afhalen niet de plaatselijke boekhandel betrof maar het bedrijf zelf. Klakkeloos mijn eigen invulling gemaakt. ‘Wie zich brandt, moet op de blaren zitten’, zei men vroeger. Consequenties aanvaard in de wetenschap dat ze lekker snel naast de ezel staat, sterk genoeg om mijn IPad te dragen. Voort wat, hoort wat. Snel aan de slag ermee.

Naar de fysio, waar de oefeningen niet goed gingen omdat ik de ademhaling niet in het juiste tempo kon brengen. De therapeut spreidde de mat, haalde een hoofdkussen en vroeg me op de rug te gaan liggen. Een box met tissues op mijn buik en daar gingen we. Buikademhaling oefenen, want bij inspanning zat ik steeds te hoog en dat kostte kostbare zuurstof maar ook en juist bij de uitademing werd te weinig uitgewisseld. Al mijn eerdere ademoefeningen ten spijt bleek het toch nog vaak fout te gaan. Nu in ontspanning was er geen vuiltje aan de lucht. Vaker en bewuster bij stil staan dus.
Ineens een gil, kleine dribbel was met zijn broer en mijn dochterlief binnen gekomen. Hij wilde bij zijn broer zijn, die aan zijn knieoefeningen begon. Afleiden en met een spelletje op de telefoon was hij wel even zoet te houden.

Wij waren klaar en met de boodschap goed te oefenen op alle momenten van ontspanning van de dag sloot ik me bij het tweetal aan. Even gebabbeld tot de kleine het weer zat werd. Uit protest ging hij languit op de grond liggen en wachtte tot wij verder gingen met ons gesprek, waarbij hij ondeugend in de richting van de oefenzaal schoof om daarna met een spurtje naar broer te lopen. De fysio was slim en liet hem, tussen de oefeningen op de trampoline door, even zijn gang gaan. Toen de koek op was, zowel voor dribbel als voor broer, braken we op. ‘Dag schatten’. Omhelzen mocht weer. Al met al toch een fijn dagje.

De grote doos waar de standaard in zat, was zwaar. Veel karton. Een lumineus idee was het, ter plekke in de auto, uitpakken ervan en het karton afvoeren naar de papiercontainer naast de parkeerplaats. Met de losse steel en de lessenaar was het een makkie om alles boven te krijgen. Wie niet sterk is, moet slim zijn. In de brievenbus lag nog een pakketje. Boven had ik nog wat uit te pakken.

De gedichtenbundel van Ineke Riem en twee geschenken, het boekenweekgeschenk van Hanna Bervoets met de titel:’Wat wij zagen’ en een voorpublicatie van Karin Slaughter, waar geen oordeel over te vellen viel, omdat er geen enkel boek van haar in mijn bezit was. Na Agatha Christie heb ik zo goed als alles wat thriller of detective was, gelaten. Er worden al genoeg moorden gepleegd in letterland.

Een gedicht springt in het oog bij het doorbladeren van het bescheiden bundeltje van Ineke Riem. ‘Pegasus en ik’. Dat met een wonderschone zin begint. ‘Mijn moeder spaart slapeloze nachten tussen de pagina’s van Libelles’. Het verhaalt over de moeder die de dochter naar haar spiegelbeeld wil vormen, maar zij wil juist ‘drinken uit een geheime bron’ en zal nooit de Libelle-vrouw worden. ‘Is haar moeder nog te redden’, vraagt ze zich af. Wij leerden in de jaren na onze jeugd vooral te ontspiegelen. Weg met die heilige huisjes. In mijn hoofd woont dat rebellerende kind nog steeds, omdat vrijheid het hoogste goed is. De vrijheid om je eigen leven te bepalen en om jezelf te mogen zijn. Heerlijk bundeltje vol overpeinzingen.
Vandaag wordt het tuinendag. Nog een klein stukje tuin aan te pakken dan kunnen we vermoedelijk, met deze regendagen, weer van voren af aan beginnen. Zo blijft een mens van de straat.
Een gedachte over “Zo blijft een mens van de straat”
Reacties zijn gesloten.