In de krant schrijft iemand over ‘een dikke vrouw’. Waarom stoort het mij. Ik vind het ergerlijk. Zwart op wit hakken de letters er extra in. Ik moet denken aan gisteren, een heerlijke dag op de tuin.
Ik hoorde een luide stem. Ik kon het niet letterlijk verstaan, omdat het mijn taal niet was, maar ik hoorde alles. Het zuchten, het roepen, het schreeuwen soms. De stem sneed door de stilte en het winterkoninkje hield van de weeromstuit zijn kleine snavel dicht. En…Ik stoorde me eraan.
Twee keer in betrekkelijk korte tijd en dat terwijl ik me niet zo gauw erger, want dan ben je in deze tijd de sjaak. Mensen die te dichtbij komen bijvoorbeeld of langs je heen stuiteren met wijdse gebaren, nauwelijks te ontwijken, of schuifelende mensen die het gangpad minutenlang bezet houden. Cabaretiers of stand-up comedians spinnen er goed garen bij. Mens-erger-je-niet denk ik dagelijks en wijt het aan onzorgvuldigheid of aan het in gedachten lopen, al is dat niet zo’n handige zet in deze dagen. Bovendien, als ik me bij alles zou ergeren zit ik met de gebakken peren want in het minste geval maakt het humeurig en in het ergste geval werkt het hart met overuren.
De benaming “dikke vrouw’ treft mij in mijn persoonlijke sfeer, mijn eigen onzekerheid. Daarom heb ik er last van. Ik vind het niet aardig om zo over iemand te praten. Iedereen heeft kwaliteiten, benoem die dan. In dit geval zong ze, dus kan je ook volstaan met de zangeres. Maar goed, het getuigt van minder tact of de schrijfster heeft er zelf geen moeite mee.
De stem die de stilte scheurde, kwam te dichtbij. Ik had het niet willen horen en er zijn andere mogelijkheden om zo’n gesprek te voeren. Of is dat ook iets waarvan ik moet denken, het gaat weer voorbij. In dit geval duurde het een half uur. Ik bedoel, een grasmaaier maakt ook lawaai en die zijn er hier veel. Bosmaaiers, grote en kleine maaimachines. Vooraan gebruiken ze veelvuldig de aggregator om hun moestuinen mee te besproeien, die lawaaipapegaaien ook. Wat maakt dan toch dat ik achter die stem blijf haken.
Ik besloot maar een stukje op te lopen langs de sloot, daar ontdekte ik op de hoek, de stem droeg ver, de waterlelies in volle glorie. Monet bracht een stukje hemel. Wat schitterend waren ze. Het kleurde rijk en ongerept. Dat had ik anders minder gauw ontdekt. Een ooievaarspaar gleed hoog in de lucht, ze cirkelden, zoals een steen in het water, met steeds groter wordende kringen door het blauw. Ik klikte, struikelde bijna in een poging ze te volgen, ongezien een aantal foto’s bij elkaar. Bij de analyse thuis bleken er vier exemplaren strakblauw, een wazig en een een schot in de roos.
Stem zorgde dus goed beschouwd voor een ontdekking en een andere beleving. ‘Elk nadeel enzovoort’ dreunde Cruijff in mijn hoofd en altijd zie ik hem dan met een benige hand langs zijn mondhoek wrijven. Wonderlijke gewaarwording, maar in dit geval had hij alweer gelijk. Vriendin brengt als altijd de oplossing vanaf haar wolk: Erger je niet, verwonder je slechts.
“Als je loslaat, heb je twee handen vrij”, zou Loesje zeggen.
Niet altijd evident, ik beken.
LikeLike
‘Je hart overuren laten maken’ knoop ik in mijn oren…is nodig. Fijne blog weer, Berna ❤️
LikeLike