De nieuwe zeepklopper lag te blinken op het pluchen tafelkleed en de sunlightzeep was knispervers verpakt in de oude vertrouwde geel met blauwe verpakking. Het was een cadeautje van mij aan het museum. Vorige week had ik bemerkt dat de oude klopper aan het eind van zijn latijn was en daar er nog heel wat keren schuim mee geslagen moest worden, was het tijd voor een nieuwere. Gelukkig zijn er nog winkels online te vinden, waar je die ouderwetse artikelen kon aanschaffen. Katrien had alles in huis. Binnen drie dagen kwam het pakje aan.
Het was een engelachtige jongen. Hij had een bos blonde krullen, die uitbundig zijn gezicht omlijsten. Blauwe kijkers, die de wereld gadesloegen. Zijn moeder was voortdurend in de buurt. Dat wist hij. Bij alle activiteiten stond hij erbij en keek wrokkig toe. Handen in de zakken, een norse uitdrukking en de tegenstelling was groot. Hij vond alles vies, eng, vervelend. De lijnolie was te vet, de hoepel te koud, het touw te nat en de pepernoten-poepluiers waren helemaal de druppel, die de emmer deed overlopen. Hij ging geen luiers wassen. Steeds meer zonderde hij zich af. Als iedereen ergens enthousiast naar ging kijken, draaide hij zich om. Daarbij hield hij vooral zijn moeder in de gaten, die hem steeds vergoelijkend een aai over zijn bol gaf. ‘Als hij het niet wil, dan hoeft het niet, hoor’. Ze zat hem en hij zichzelf in de weg. Hij trok niet meer bij.
Wat had ik graag even alleen met hem aan de slag gegaan. Die andere kant laten zien. Griezelen en toch de angst overwinnen, het bijbehorende triomfantelijke gevoel, zoals bij de andere kinderen. Eerst schreeuwden en joelden ze dat ze dat niet gingen doen, om later de grootste lol te hebben bij het boenen, schrobben, en wringen, de test hoeveel water er nog inzat en bij het uitslaan met een harde klap en de fijne regen op het gezicht. Het ophangen zonder knijpers was ook een kunst op zich. Trots bezegelden ze hun zege met een high five. ‘Goed gedaan, kanjers’.
De engel was het hele uur niet nedergedaald en had zijn afwijzende houding volgehouden. Hoe anders was de jongen, die piepte dat hij misselijk was en wel twee keer had overgegeven. ‘Laat hem maar’, zei de juf, Ze fluisterde me vervolgens toe ‘hij is een beetje anders’.. Dat had ik al gezien. Hij bleef wel in de buurt en met het hoepelen aan de stok kwam hij los. Stukje bij beetje won de sfeer terrein. Op het laatst kwam hij bij de teil staan en deed zijn uiterste best om heel hard te wringen. Er kwam geen druppeltje meer uit bij de test. Trots als een pauw en glunderen dat koppie. Bij de high five veerde hij extra op. Yes, in the pocket.
Anderhalf uur lang werden de kinderen ingewijd in het leven van 1910. Toen ik vertelde dat er elf kinderen bij ons thuis waren, keken ze me ongelovig aan. Zoiets bestond toch niet. Drie slaapkamers, zeven jongens op de één en vier meisjes op de ander. ‘Lekker knus’, zei een meisje en daarmee ontsloot ze de wereld van verschil. De luxe en de rijkdom van nu met een kamer voor ieder kind of het delen en spelen met je zussen of broers.
Toen ze weer weggingen, keek het engeltje nog een keer om. Blonk er nu wat spijt in zijn ogen?
Een gedachte over “Spijt in zijn ogen”
Reacties zijn gesloten.