Gistermiddag kwam ik, zoals één keer in de zoveel tijd, het verleden weer even tegen. Ineens stond ze voor me, terwijl ik afwezig en peinzend over de bon en de zojuist verkregen pakketzegel, in gedachten verzonken stond. We keken elkaar aan en dwars door onze vermoeide blikken heen, dreven de gloriejaren van weleer boven. Samen bij de kringloop aan het werk. We waren allebei Second Hand Roses in hart en ziel en hadden heel wat kilometers gemaakt tussen alle verkregen spullen. Van een kleine achteraf loods was het tweedehands winkeltje opgeklommen naar een gerenommeerd bedrijf met een aantal vaste werknemers, mensen die via deze werkplek terug konden keren in de maatschappij en mensen uit de reclassering, die hier te werk werden gesteld.

Ik zocht de kleding uit, zij hield zich bezig met het sorteren en de inrichting. Alles wat we tentoonstelden werd onder onze handen weer afgebroken met een snelheid, waar niet tegenaan te klussen viel. Door de loop der jaren heen, vielen vertrouwde mensen weg en kwamen er nieuwe bij, regels veranderden, de visie veranderde. We probeerden flexibel mee te groeien en iedere keer weer moesten we wennen aan een nieuw gebouw of een nieuwe werkplek. Het echte eerste grote pand werd, na casco te zijn opgeleverd, door ons zelf afgebouwd en ingericht. Met grote steigers konden we bij de plafonds komen van het grote fabriekspand. Ergens staan nog namen op balken en vermeende boodschappen op de sponningen geschreven.
Naast het werk in de kringloop was er die andere passie. Alles, wat ze onder handen nam, kreeg betekenis. Ze was kunstenaar. Zij zette oude lp’s naar haar hand en die veranderden in grappige en handige gebruiksvoorwerpen, strak uitgevoerd of grillig. Ze maakte installaties avant la lettre en niet zelden waren de wonderlijke voorwerpen die binnenkwamen de dankbare bouwstenen voor haar diverse creatieve projecten. Daarnaast ontpopte ze zich steeds meer als binnenhuisarchitecte. Haar derde oog zorgde ervoor dat er werd gesorteerd op kleur, vorm en inhoud. Door het groeperen en het speuren naar de juiste snuisterijen, kleden en kleedjes, schilderijen en gebruiksvoorwerpen werden het toonkamers. Deze verkooptechniek was dezelfde als die van Ikea, lang voordat die naam inhoud kreeg.

We keken elkaar aan en wisten beiden dat we in de nadagen van het bestaan voort ploeterden met dezelfde snelheid en gedrevenheid als vroeger. Ook dat daar onze grootste valkuil zat. We hadden allebei een ‘snelle’ maaltijd gehaald, omdat we niet meer de puf hadden na een dag hard werken, om nog te koken. De rimpels in huid en hoofd werden milder tijdens het gesprek en de uitwisseling van gemeenschappelijke problemen met dat lijf van ons, dat moeite had met de energie en de passie waarmee we de dagelijkse invulling aangingen. Ze vloeiden zacht in elkaar over. Ons kent ons. De glimlach om de monden, de blikken van herkenning, het stille lijden van vrouwen alleen, al zouden we het nooit zo noemen.
We lieten elkaar weer los, een warm bad, de herinneringen om mee te mijmeren en dat wat steeds waardevoller werd, de herkenning. In de ogen, in de woorden, in het afgematte lijf. Niets anders nog te wensen dan een goed boek en een warme knusse plek op de bank. Om de volgende dag weer voort te jakkeren met alle remmen los. Niets aan te doen. Het is de aard van het beestje.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.