gewetensvragen

Aan de slag

Allerlei afgelastingen van kinderverjaardagen sijpelen binnen. In gedachten had ik een rustige zondag voor de boeg, maar ergens in mijn achterhoofd zeurde een stemmetje dat er iets over het hoofd gezien werd. Ondertussen zwaaide ik zoonlief en vriendin uit, die een dagje Veluwe en vogels spotten zouden combineren. Het boek van de ANWB met 80 wandelingen en fietstochten in de vrije natuur wilde hij daar wel bij gebruiken.

Met koffie en de dikke zaterdagkrant naar boven om in bed genesteld de buitenwereld te laten doordringen. Opeens wist ik het. Er stond een bijeenkomst van de Utrecht Urban Sketchers gepland in het museum van Speelklok tot Pierement. Wat was wijsheid. Mijn hoestpartijen en de benauwdheid speelden me parten. Bijna zeker denk ik geen Corona te hebben, maar de twijfel schuilt in bijna. Aan de andere kant zou het voorlopig weer een van de laatste activiteiten zijn. Mondkapje en anderhalve meter waren wel te doen. Er hadden heel veel mensen afgezegd, dus zouden we niet met veel zijn. Dreigde het te druk te worden, dan kon ik altijd nog opstappen.

Zo vlogen de voor en de tegens langs elkaar heen en zorgden voor een stormachtig beraad. Bovendien ben ik gek op draaiorgels. ‘Wees wijs’ beval het hoofd. ‘Zoek een draaiorgel op je PC en neem het zekere voor het onzekere’. Ergens klonk nog een zwak verweer. ‘Maar al mijn lieve mede-sketchers dan’. Onverzettelijk bleef het daarboven. ‘Tja, oké, nou vooruit, maar de volgende keer…’ ‘Schiet nou maar op, anders krijgen ze deze boodschap niet meer mee’. Razendsnel klopten mijn vingers de onheilstijding in en met een druk op de knop werd het een feit. Licht schuldgevoel en de teleurstelling bleven hangen.

Op de Site van het museum kwam ik de orgels De Schutter tegen en de Zeventiger, maar die hadden geen poppen. Het voornemen voor deze schetsdag was het gedetailleerd weergeven van die grote stijve ouderwetse figuren. Een jeugdliefde van mij, die er voor zorgde dat ik altijd een zwak heb behouden voor de enorme karren. Zodra de orgelman met zijn koperen centenbakkie de maat sloeg, krulde er een feestelijk gevoel vanbinnen. Er was buiten de pronkstukken nog een tentoonstelling gaande. Het geluk bleek met mij. Daar stonden mijn poppen in vol ornaat in hun glazen vitrines. Nu kon ik vooruit. Eerst in het tekenprogramma en later in het schetsboek.

Gisteren was het tuindag op de rookvrije zaterdag en goed voor een uurtje brandnetels trekken. Een troosteloze late middag met prachtige kleurschakeringen in de lucht boven het Noorderpark. De druilerigheid van het afgevallen blad kon niet verhelpen dat maagdenpalm en dappere witte roos fier hun kopjes opstaken. Ik trok met de moed der wanhoop, want soms niet krachtig genoeg, aan de lange vezelige draden van de woekerende planten. Binnen de kortste keren had ik een kruiwagen vol.

Eigenlijk werd het tijd voor hier en daar wat onderhoudsvriendelijke maar bloeiende en boeiende struiken, als hortensia, siergras, dwergsering en herfstanemonen, zodat de gewiekste woekeraars al vanzelf ingedamd zouden worden. Dat bleef bewaard voor later. De wilgen waren bijna klaar met hun blad en rijp voor de snoei. Een kruiwagen leek me met deze aangedane longen meer dan voldoende voor nu. Het glibberpad terug zou al de nodige energie kosten. Dag tuin, dag huis, dag lief atelier.

En nu de poppen. Aan de slag.

Uncategorized

Het leven kan zo simpel zijn.

Ineens wist ik wat ik met de takken van de grote wilgen achter zou doen. Ik ga er een hek mee vlechten onder de wilgen zelf. Het is geen lumineus idee op zich. We gebruiken al jaren wilgentenen om de hekken mee te vlechten en we leggen ze in een ril als service voor het kleine grut, de ringslang en de vogels die zich er graag in op houden. De mogelijkheid van een vlechtwerk op die plek was op de een of andere manier nog niet boven komen drijven. In die zin was het een lichtend idee. Het betekende wel, dat ik wat voorwerk moest verrichten en dat was maar goed ook. De brandnetels stonden tegen de afscheiding van de tuin tot een meter hoog. Verbazingwekkend hoe ze branden en toch niet ‘bijten’. Bij het snoeien klommen ze in mijn benen, maar geen centje pijn.  Met het verzamelen en op de compostberg leggen was meer omzichtigheid geboden.

056.JPGAchteraan, waar de wilgen staan.

De tuin van de buurman groeit dicht. Eik en Iep hebben vrij spel en het gras rukt op in grote lange taaie stengels. Onkruid zegeviert. Hondsdraf, Kleefkruid en Wilde Bosaardbei woekeren er lustig op los. Aan mijn kant van de tuin is dat vechten tegen de bierkaai. Toch houden Schoenlapper en Schildersverdriet, Hosta en Rudbeckia krachtig stand. De Anemonen en de goudsbloem moest ik bevrijden van het opkruipende lage geniep, want die dreigden het loodje te leggen. Nu zijn het weer mooie volle pollen. Als geen ander geldt in de tuin de wet van het vrijwaren. Zodra een plant ruimte krijgt, zet ze haar dank om in een weelderige bloei. Dat is met ons niet anders. Geef een kind de ruimte, pel het uit de geldende regels, zorg dat er iets is wat prikkelt en ze gaan los.

008

Gisteren waren mijn dochter, haar twee zonen en ik bij het Theater Berenkuil voor een voorstelling, die helaas al was ‘uitverkocht’. Er draaide nog een voorstelling. Daarvoor moesten we een uur overbruggen. Er was een knutselactiviteit boven in het mooie oude pand. De kinderen konden een vis maken. De vrouw, die het begeleidde, had een handig stappenplan van mogelijkheden gemaakt en de bijbehorende onderdelen lagen er te kust en te keur. De jongste van zes wilde gelijk aanvallen. De oudste van acht wilde niet. Ik vroeg hem waarom niet. ‘Gewoon niet.’ Na wat aandringen kwam hij met de wonderlijke uitspraak:’Kinderen van acht, die doen dit niet meer.’

021

Hij liet zich toch overhalen en had een meesterlijke mooie vis. De beloning voor ons was zijn trotse koppie en de manier, waarop hij zijn vis koesterde. Alle bezwaren die over hem heen spoelden: Is het niet  te kinderachtig, misschien is er een moeilijkheidsgraad, het aanspreken van zijn verbeelding, het oproepen van de creativiteit, bundelden zich samen in dat ene moment. Hij ging het doen. Het betekende een ware overwinning. Daarna volgde een zegetocht met de vis in de hand.

Ik moest denken aan wat ik  mijn kinderen op school van jongs af aan mee geef. ‘Als je wat wil leren, moet je het proberen. Als je het niet probeert, dan heb je het niet geleerd.’ Het is een toverspreuk om aan te zetten tot de mooiste ontwikkelingen, want als je het mag proberen, is er geen sprake van goed of fout. Alles is mogelijk. Er is ruimte tot groei om tot volle wasdom te komen.

041

Net als in de tuin. Waar alles aan het uitlopen is voor een tweede bloei. De gevrijwaarde lupinen bloeien weer uitbundig, de Anemoon komt er zo achteraan. Zelfs de Goudsbloem is het gaan doen, terwijl die in alle pierigheid door achterstallig onderhoud achterbleef en de Rudbeckia haast zich te vermeerderen. Ruimte om te groeien en de oplichtend ogen van een kind te zien én een overdaad aan uitbundige bloei. Het leven kan zo simpel zijn.

Uncategorized

De cirkel is rond.

Mijn armen schrijnen een beetje. Ik ben gisteren toch verbrand, ondanks het omzichtig laveren in de schaduw. Het kwam door de brandnetels, die eigenzinnig met hun wijdvertakte netwerk onbeschaamd de overhand hadden genomen. De tuin had een tijd mijn toewijding moeten missen, dat was wel duidelijk. Hard aan de slag en sleuren aan de wortels, schrepel in de hand. Elke kuil wordt gevuld met dat trage gevoel van weemoed, dat de overhand dreigt te nemen. Stukje bij beetje kalft het af, mijn hart wordt lichter als er ruimte ontstaat tussen de woestenij in.

022

Noël komt langs en vraagt om het droge gras dat die ochtend bij elkaar gemaaid is. Het wekt verbazing, wat moet je ermee. Hij wil het tussen de aardappelplanten strooien, het houdt het vocht vast en er gebeurt wat met de aarde, wormen woelen het beter los. Dat is een mooie manier. Even filosoferen met deze rasechte tuinliefhebber over dit hergebruik en hoe je gewassen als onkruid naar je hand kan zetten, door er iets goeds uit te halen.

Hij vertelt met glimmende konen over een methode van natuurlijke bemesting. Iets in de trant van ‘If you can eat it, beat it’. De Japanse microbioloog Masanobu Fukuoka (1913-2008) had na een ervaring van verlichting de natuurlijke landbouw omarmd en uitgewerkt, hij gebruikte geen enkel ander middel dan de natuur zelf om groei te bevorderen of onkruid tegen te gaan. De gewassen die hij niet in zijn tuin wilde, transformeerde hij door middel van de vergisting met water tot digestaat, een soort meststof. Wat een mooi verhaal en wat een prachtige manier om de natuurlijke kringloop in het postzegeltje tuin bewaarheid te maken.

Masanobu Fukuoka. Foto Wiki.

Bij mij lijkt het eerder andersom te werken, ‘If you can beat it, eat it’. Kleefkruid, zevenblad, brandnetel, het is allemaal te eten. Vooralsnog ligt het op de allengs uitdijende composthoop en is de ringslang onder de pannen als hij lekker lui ligt te zonnen voor zijn riante villa.

123Groot hoefblad. Ets.

Met elke schraap boort de schrepel zich voortvarender een weg naar de diepte. De dikke knoestige wortelstokken van het groot hoefblad, ook al een erfgoed van mijn lieve buurman, klauwen zich vaster in de grond dan ik trekken kan, ze halen de angel uit mijn woede om het onrecht, de blauwe vergeet-me-nieten ertussen verzachten het en vragen om  zorgzame aandacht en geduld. Uitgraven dan maar, het brengt gedachten in balans.

De Amandel is na het omver halen van de grote iep haar troost gaan zoeken bij buurvrouw Pruim en helt vervaarlijk opzij. Als ik vervolgens aan de stam ga hangen hoor ik een droge knak. Boven mijn hoofd staren haar bladeren me verwijtend aan in een wonderlijk krullend rood. Ze is wel heel erg aangedaan, die tante Amandel.  Ze schreeuwt om schimmelverdelger, maar dat hoeft niet als ze de juiste buren krijgt, leert Masanobu mij. Dat blijken dan weer Knoflook, Oost-Indische kers en Mierikswortel te zijn.

014.JPG

De dunne benen van de appel zijn langgerokt en moppert zich ook een schimmel, maar anders dan de Perzikkrul bij tante. Daar ga ik straks mijn wandelende biotoop voor raadplegen, hij heeft me in hele korte tijd al prachtige inspiratie bezorgd om nog duurzamer om te gaan met onze rijkdom op dat grote presenteerblad dat aarde heet. Het is niet langer ‘Verdeel en heers’ maar ‘Leven en laten leven’ op de manier van die zachtaardige Masanobu. De cirkel is rond, wat een mooie gedachte.