Overpeinzingen·Zang

Akela, we doen ons best

Een vroeg begin van de dag, met een heerlijk zonnetje erbij. De wereld in herfsttinten..Het was wachten op de monteur van de telefonie en het internet. Hij had in het kastje verderop in de straat al wat draden aangesloten en zonder dat ik het wist was er groen licht. Pas toen hij belde en vroeg of alles het weer deed, kon ik dat beamen. Een tv die alleen maar een storing doorgeeft is een doorn in het oog. De man kwam zelf later langs voor een handtekening en een uitleg. Kalm, vriendelijk en geduldig. Goud zijn deze mensen.

Er kwam een mooie overpeinzing langs over afscheid nemen en de dood, nu het deze week Allerzielen was. In Frankrijk uitbundig gevierd op de kerkhoven met, bij voorkeur, gele chrysanten. Mijn gang naar het kerkhof is minimaal. Het wordt enigszins gestuurd door de herinnering aan mijn moeder, die daar met mij over de paden van de begraafplaats liep, Ze wees terloops op een teer bosje fresia’s in een rank vaasje. ‘Kijk, dat vind ik nou mooi’, zei ze. Een half jaar later kon het vaasje geplaatst worden. Dat gegeven plantte een bijgelovig zaadje, dat te denken gaf. Absurd natuurlijk, maar toch. Dus gedenk ik haar in mijn schrijven, in de tuin, bij een akelei die in bloei staat, als de gele forsythia bloeit en de perenboom merelt. De vader van de kinderen heeft de Noordzee als gedenkplaat. Elk jaar op zijn sterfdag schrijven we boodschappen in het zand, laten hem weten dat hij altijd voelbaar aanwezig is en wensen hem een mooie vlucht, daar hoog in de lucht. Zijn boodschappers zijn de buizerd en de sperwer, de havik en de kiekendief. Troostend als we ze zien en opgelucht. Hij is erbij.

Vriendin, die tegelijk vertrok met haar geliefde gierzwaluwen, komt elk jaar in april weerom en voedt de herinneringen voor een aantal maanden als ze gierend in de lucht scheren en altijd is er overal een kaarsje in elke kerk die we tegenkomen en branden. Onze eigen Allerzielen.

Hoe langer je bestaat, hoe meer er gaan en afscheid onlosmakelijk verbonden is met het leven. Dat besef is goed. Het een plek geven doet ieder op een eigen wijze. De ruwe pijn, stoorzender op je ziel, verzacht, maar nooit het gemis. Een keertje nog even aanraken, ruiken, wang tegen wang, traan op traan. In een droom komen ze soms voorbij, helder en levend, om daarna terug te stappen in de ongenaakbare stilte, zoals dikke mist contouren laat verdwijnen. De zee neemt de woorden vol liefde mee.

Gisteren bij zuslief ingezongen en geoefend. De dagen zijn me dierbaar. We kletsen wat, we werken aan het repertoire en spitten wat rond in onze meningen en gedachten, tasten af, vullen aan, levelen, slempen thee en dan een wijntje, eten samen als haar manlief thuiskomt. Bedaarde zus die altijd vooruit denkt en een heel weekmenu klaar heeft, daar waar ik van de hand in de tand leef, wel meer overwogen maar toch met een ‘Wie dan leeft, dan zorgt’. Dat ter voorkoming van overbodige negatieve energie. En toch vinden we elkaar naadloos. Zusterliefde.

De zangjuf jast met groot enthousiasme een aantal liederen erin. Ze zit nog op een spoor van veel en pittig. We kraken de noten, hier en daar glibbert er een onderuit, maar wordt gecompenseerd door de ander. Het voordeel van koorzang. Wat zeker waar is, is de klankkleur van de stemmen, die zoetjes samenvloeien en welluidend klinken. Ze dirigeert en corrigeert. Akela, we doen ons best.

Overpeinzingen·Zang

Kalmte zal U redden

Zo laat pas de ogen open. ‘Dan zal je het nodig hebben’, meende mijn moeder vroeger lakoniek. Ik neem die wijsheid onmiddellijk aan, maar prettig vind ik het niet. ‘De morgenstond heeft goud in de mond’ diep ik op uit het verleden. Dat is in mijn geval zeker zo. Pluis vindt mijn geschrijf hinderlijk. Ze bedelt om aandacht en kattenkroeltjes op haar zachte poezenvelletje. Ik moet haar teleurstellen. Haast is enigszins geboden. Straks rijdt vriendin voor, voor een bezoek aan verhuisde vriendin in dat deel van het land, dat zeker een stief uurtje rijden is vanaf hier. Het hele ochtendritueel moet nog plaatsvinden en na de late avond gisteren is wat snelheid weggezakt.

Gisteren overdag voor het eerst sinds lang de penselen weer beroerd. Zuslief komt alweer meer uit de verf dan de grove opzet van voorheen. Aangestoken door programma’s als ‘Sterren op het doek’ met de lange winteravonden in het vooruitzicht begint het schilderen weer te kriebelen. Soms wens ik mezelf een grote liefde toe in deze. De bevlogen schilder die woont in het atelier en niet anders kan dan de penselen ter hand te nemen. Maar helaas, de verdeeldheid in verlangen is groot. Er is zoveel leuk en natuurlijk wil ik het allemaal meemaken.

Neem donderdag-zangdag tegenwoordig. Bij zuslief oefenen en daarna naar het beperkte ensemble om de stemmen samen te laten vloeien. Met de vier mannen erbij, waarvan de tenoren op hun sterkst zijn, klinkt het al snel mooi. Zuslief maakt een opname ervan. Slim, nu hebben we bij het oefenen meer houvast, anders dan wiebelend over de noten glijden. De dirigente zet ons voor het blok. Een nieuw stuk met vier partijen, maar de tekst staat helemaal bovenaan. Verward glijden de ogen van tekst naar noot en terug en ten leste neuried het lalala, want het is niet te doen. Ook dit wordt thuis oefenen.

Eigenlijk is het tuinweer, maar ook deze week zijn geen gaatjes te vinden, omdat het bijkomen van de drukke dagen rondscharrelen in huis betekent. Vandaag is het opnieuw prachtig weer. In de benen dus. Een kort schrijven anders is er tijdnood. Over een uurtje staat de auto voor de deur en er moet nog een was aan het droogrek. Kalmte zal u redden.