Overpeinzingen

En straks een echte

De klaprozen pronken allemaal met hun opwaaiende rokjes als variatie op het thema van Martin Bril en Oek de Jong. De natuur groeit en bloeit. Het trekt erg veel soorten bijen en hommels. Ze zoemen begerig en dronken van de nectar in het rond, hun pootjes zwaar beladen. In mijn hoofd spookt het gedicht ter afscheid, tekening ter afscheid en dat maakt alles dubbel. Had allang in de benen willen zijn, maar dat is nog niet mogelijk.

Gisteren schreef zus dat ze met Ice naar een grote Duitse stad zou gaan. Een hiaat in mijn weten. Wat is Ice. Geen gezelschap, zoals ik aanvankelijk dacht, maar een hoge snelheidstrein. Vergeten op te slaan in de herinnering of nu gewoon teveel aan het hoofd.

Lief gaat gestaag door met werken en klussen aanpakken om alles nog mooier en lieflijker te maken en voor mijn gevoel doe ik niets, omdat ik zit en schrijf. Hij vindt van niet hoor, maar het lijf vindt het ook te weinig beweging.

Gisteren reden we door het dorp Almamellék naar de boemeltrein die daar een stationnetje heeft gekregen. Het ziet er prachtig uit. Het boemeltje met twee wagons rijdt alleen op zaterdag. We wilden nog een stuk doorrijden om van de schoonheid van het land te genieten en kwamen allerlei soorten vogels tegen, we meenden de bijeneters te ontdekken en bij het navolgen van vogels die zich ophouden in de streken rond Magyarlukafa, bleek het inderdaad zo te zijn. Morgen nog maar eens in dit vogelrijke gebied gaan kijken, want Mei is een uitgesproken maand om ze te spotten. De wegen waren nog steeds abominabel slecht. Handig om de kuilen heen manoeuvreren, want je wil toch echt je assen er niet op breken en zo diep kunnen sommige echt zijn. We reden naar einddorpen als Csebény waar de Hongaarse szürkemarha, het grijze Puszta-rund, voor vredige taferelen zorgt als ze samen met een groep puszta-paarden onder de bomen kalm staan te grazen.

Onderweg buizerds, sperwers en valken, allerlei klein grut en het onmetelijke groene land met haar glooiende heuvels. Elk dorp is een einddorp dat overgaat in een wandelpad en waar er niets anders opzit dan om te keren om een doorgaande weg te vinden. Door dorpen met verkrotte ruïnes en huisjes naast de nieuwere vierkante huizen in alle kleuren van de regenboog, doorgaans pastel en dan ineens een uitgesproken fel oranje of roze. Overal de kerk in het midden en een herkenbaar burgemeestershuis met vlaggen, nauwelijks winkels, echte Hongaarse erven met allerlei bouwsels erop, zichtbaar van bij elkaar gescharreld hout, maar ook strakke gazons of keuterboertjes-achtige hoeveelheden bloemen, geranium is favoriet en allerlei potjes, kannen, kruiken, beelden. De kippen scharrelen er tussen door of lopen los rond in het dorp. Een groepje veldwerkers met bosmaaiers, in dit geval, vrouwen zonder helm of oorbeschermers. Maar altijd landelijke rust.

Daarna reden we via Sentlászló terug naar Szigetvar om boodschappen te doen en halen we alles in huis voor de Chinese Tjaptjoy, waar ik ineens onbedaarlijke trek in had, door een verspreking van Lief die de kontjes van de Tjaptjoy zo hard vond gaan. Haha. Hij bedoelde de baby-paksoi. Dankzij de tjaptjoy staat er nu wel een wortelkontje op water, eens kijken of die loof wil schieten.

In de ochtend schrijf ik een gedicht om afscheid te nemen van de periode dat schoonzus en ik samen het leven intensiever deelden en daardoor is de stemming wisselend van hoge toppen naar diepe dalen en terug. Je mag een bloem meenemen. Als ik kon had ik voor een veldbloem gekozen, ongepolijst, natuur in al haar kracht en dapperheid, zoals zij zelf was. Het gedicht deel ik op de memorie-site en steek er een kaarsje bij op. En straks een echte.

2 gedachten over “En straks een echte

Reacties zijn gesloten.